Interviews Wapens en geheime agenten door de lucht

Wapens en geheime agenten door de lucht (2004)

E.W. van den Burg

Herfst 1944
Het was najaar 1944. De geallieerden konden na de invasie in Normandië, na een moeizaam begin in betrekkelijk korte tijd snel doorstoten tot ver in België. Op dinsdag 5 september leek de bevrijding voor het westen van ons land nog een kwestie van enkele uren. De geruchtenmachine draaide op volle toeren. Nu weten we dat het allemaal heel anders is gelopen. Die datum is de geschiedenis ingegaan als Dolle Dinsdag.

Een illegaal leger wordt gelegaliseerd
Wel was 5 september 1944 in een ander opzicht een belangrijke datum. De koningin in ballingschap ondertekende een besluit waarbij het ondergrondse leger in Nederland werd gelegaliseerd. Alle vrijwilligers in erkende verzetsorganisaties werden beschouwd als militairen. Het gebundelde verzet werd vanaf dat moment op militaire leest geschoeid. Er kwam een bevelstructuur voor de Gewestelijke commandanten en ook voor de commandanten van de plaatselijke afdelingen. Voor de Afdeling Zoetermeer/Benthuizen werd de tandarts J(oop) Kentgens, met instemming van alle manschappen als commandant aangewezen. Door zijn mannen werd hij consequent en respectvol met dokter aangesproken. De heer Kentgens had het voordeel dat hij reserve officier was en bekend was met de militaire organisatie. Voor deze bijdrage is het echter ook nodig om te weten wie de leiding had van de Afdeling Berkel/Bergschenhoek/Bleiswijk. Dat was de heer J(an) Rozendaal, die als ploegbaas werkzaam was bij een groot tuindersbedrijf in Rodenrijs. De heer Rozendaal had weliswaar geen militaire achtergrond, maar hij beschikte over grote leiderscapaciteiten en had zich van eind 1942 af zeer verdienstelijk gemaakt in de L.O. (Landelijke Organisatie voor onderduikers) voor Rotterdam en omgeving. Al spoedig kreeg hij van zijn medestrijders de bijnaam 'Tito', naar de grote partizanenleider in Joegoslavië. Het was voor beide leiders te gevaarlijk om met hun eigen naam door het leven te gaan. Voor de bezetter heette Kentgens dan ook Johannes van den Berg en Rozendaal had als schuilnaam Jan Roos.

Voor de leesbaarheid zal in het vervolg van het artikel worden gesproken over de groepen Berkel en Zoetermeer.

Wapens en instructeurs
Er waren nu formeel wel strijdkrachten, maar die moesten nog van wapens, munitie en instructeurs worden voorzien. Wat aan wapens aanwezig was, zou verre van toereikend zijn als ze daadwerkelijk zouden moeten worden ingezet. Daarom vonden sedert 21 september 1944 tot en met 23 april 1945 in de polders van Berkel en Rodenrijs, Bleiswijk, Boskoop, Moerkapelle en Zoetermeer in totaal 24 droppings plaats. In tenminste 17, maar wellicht in 19 gevallen werd de groep Berkel gevraagd een zogenaamd 'ontvangstcomité', ook wel 'receptiecomité' genaamd, beschikbaar te stellen. Meestal werden alleen wapens en munitie afgeworpen. In een aantal gevallen kwamen ook agenten mee, die speciale opdrachten hadden. Nu, na zestig jaar, zijn vele betrokkenen overleden. Sommigen hebben eerder hun verhaal verteld of op papier gezet en onder andere daaruit hebben wij kunnen putten voor deze bijdrage. De schrijver van dit artikel heeft het voorrecht gehad om zowel de heer Kentgens als de heer Rozendaal persoonlijk te mogen ontmoeten. Wat zal het een ervaring voor ze zijn geweest toen hun gevraagd werd om wapens en agenten te ontvangen. Het verzetswerk was al uiterst riskant. Iedere dag konden zij tegen de lamp lopen en dat betekende bijna altijd de dood. Maar om 's nachts met een groep mannen wapens en agenten ongezien te ontvangen en op de plaats van bestemming te brengen! Achteraf is het bijna niet voor te stellen dat dit mogelijk is geweest. Zij hebben het later met een zekere mate van nuchterheid verteld en in rapporten vastgelegd.

Afwerpterrein
Een afwerpterrein moest aan een aantal dwingende eisen voldoen, in totaal wel zo'n vijftien. Het moest een minimumafmeting hebben. Het moest vijftien kilometer verwijderd zijn van Duits afweergeschut en drie kilometer van de dichtstbijzijnde wachtpost enzovoort. Was zo'n terrein eenmaal gevonden, dan werd dat doorgeseind naar Londen, waarna in de meeste gevallen door de Royal Air Force luchtfoto's werden gemaakt van het bewuste terrein. Als dit was goedgekeurd, benaderden de plaatselijke verzetsleiders de boeren die op hun land de droppings zouden kunnen verwachten. In de meeste gevallen gaven deze hun medewerking en stelden paard en wagen ter beschikking om de wapens en munitie af te voeren. Niet altijd was de medewerking spontaan, zoals in het volgende geval:

Mevrouw C.M. Wijsman-De Jong: "Nee, mijn schoonvader wilde dat niet, nou ja, je weet hoe Wijsman was en die man van de ondergrondse uit Berkel zei: "als jullie het niet goedvinden dan halen we jullie voor die nacht gewoon van de boerderij af en dan gebeurt het toch". Ze hebben gewoon gedreigd".

Een oud-verzetsman van de Afdeling Berkel kan zich herinneren dat in één geval nogal druk is uitgeoefend op de heer Wijsman. Dat was de keer dat de heer J.J.F.P. Borghouts (schuilnaam Peter Zuid) zou worden gedropt. Borghouts had van Prins Bernhard de opdracht gekregen om als commandant van het strijdend gedeelte van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten op te treden. Die dropping vond plaats in de nacht van 17 op 18 maart 1945 op het land van de heer Wijsman.

Geen droppings voor de Groep Zoetermeer, wel voor die van Berkel
Over wéér een nacht dat de Groep Zoetermeer tevergeefs had zitten wachten op een dropping die niet kwam, schreef Jaap van de Zwan in zijn boek 'De dag dat het manna viel': "Diezelfde morgen nog, toen het licht langzaam boven de huizen van Zoetermeer uitkroop, reden er twee wagens volgeladen met stro en wapens door het dorp (Zoetermeer). Op de bok zat Jan Rozendaal ... ".

In hetzelfde boek een uitspraak van de heer Rozendaal, gedaan in september 1974: "... waarom het Zoetermeerse verzet nooit wapens heeft ontvangen begrijp ik niet. Wij kregen niet alleen wapens, maar ook vingen wij hoog geplaatste personen in het verzet en radio operators op. En dat gebeurde meestal in de polders rond Zoetermeer".

Het is begrijpelijk dat de toenmalige Districtscommandant van het Gewest Delft, professor dr. ir. P.M. Heertjes na de oorlog wilde weten waarom er voor de Groep Zoetermeer geen wapendroppings hebben plaatsgevonden. In 1947 zei hij daarover het volgende: "Het heeft mij steeds verwonderd en min of meer geërgerd, dat er voor district Delft nóóit wapens zijn gedropt. Hoewel diverse droppingsterreinen zijn doorgegeven. Eerst lang na de bevrijding vernam ik, dat Londen bewust geen wapens voor ons heeft afgeworpen. Een verklaring hiervoor is nooit gegeven".

Wel is éénmaal een lading containers met wapens en munitie door de Groep Zoetermeer geborgen. Dat was waarschijnlijk op 30 december 1944 toen een piloot zomaar zijn lading uitwierp (1).

Hoe een dropping werd aangekondigd
Wanneer er een dropping zou plaatsvinden, zond men via de Belgische uitzending van de BBC om kwart over een 's middags de voor het afwerpterrein betreffende slagzin uit. Voor het terrein in Zoetermeer luidde die: "de afwezigheid van François is nogal lastig". 's Avonds om halfnegen bevestigde men over Radio Oranje met dezelfde slagzin de aangekondigde dropping, waarbij tevens de droppingstijd door een toevoeging werd vermeld. Die toevoegingen luidden: "de melk kookt over" en dit betekende dat de dropping tussen 22 en 24 uur kon worden verwacht, "de machine maalt op volle kracht" tussen 24 en 02 uur en "bericht voor Guus" tussen 02 en 04 uur.

Droppings in Zoetermeer
De groep Berkel heeft in Zoetermeer op het terrein van de familie Wijsman langs de Zegwaartseweg in totaal acht ladingen uit Engeland ontvangen en geborgen. Meerdere mannen uit de directe omgeving, die niet aangesloten waren bij de B.S., hebben daarbij ook geholpen. In ieder geval was de heer Adriaan Wijsman, de oudste zoon van de heer Chris Wijsman, er één van. In de nacht van 1 op 2 november 1944 werden 24 containers en één operator gedropt.

Adriaan: "Het was hartstikke donker die nacht toen dat gebeurde. Nadat het vliegtuig een paar rondjes had gevlogen en onze ploeg het signaal gaf, hing plotseling de lucht vol met parachutes. Ik kon niet zien of er een man bij was. Toen alles op de grond was neergekomen ben ik met paard en wagen het land opgegaan om die knul te zoeken. Na ongeveer een kwartier zoeken liet ik het paard achter en ben op handen en voeten heel voorzichtig naar de plek gelopen waar ik hem vermoedde. Ik had namelijk gehoord dat de neergekomen agenten bij onraad direct schoten en daar was ik nogal benauwd voor. Plotseling zag ik de jongen, doodleuk zittend op zijn parachute zat hij te wachten, een wapen in de aanslag, maar verder erg kalm. Na enkele woorden gewisseld te hebben gaf hij mij een sigaret die ik dankbaar oprookte. Het was een geweldig moment! Ik nam de jongen met zijn bagage mee naar onze boerderij, de 'Elizabeth Hoeve', waar met de familie en de jongens van de droppingploeg de rest van de nacht nogal vrolijk werd doorgebracht. Bij het aanbreken van de dag kwam er vanuit Rotterdam een wagen de agent ophalen en ook zijn meegebrachte zenders en wapens werden ingeladen. Die jongen heb ik helaas nooit meer ontmoet, hij leek mij een rustige knaap".

De bewuste agent heette Richard Barmé. Hij werd op 2 februari 1945 door de S.D. (Sicherheitsdienst) opgepakt en op 8 maart 1945 na de aanslag op Rauter gefusilleerd. Hij was toen twintig jaar.

Eerder genoemde Adriaan heeft op een ochtend letterlijk doodsangsten uitgestaan. Als de containers eenmaal geleegd waren, vormden zij een groot gevaar om ontdekt te worden en daarom moesten zij aan het oog worden onttrokken. Men had bedacht om ze aan de Bleiswijkseweg in de Plas van Poot (2) te dumpen. Ze werden op een boerenwagen geladen, met een zeil overdekt en zo ging Adriaan met iemand van de Groep Berkel op weg. Aan het eind van de Zegwaartseweg werden ze aangehouden door een Duitse post. Adriaan dacht echt dat dit zijn einde zou worden en maakte al aanstalten om het paard uit te spannen. Hij dacht dat dit de weg naar huis wel zou vinden. De man uit Berkel wist de Duitsers ervan te overtuigen dat zij bezig waren met een evacuatie en wonder boven wonder, zij keken niet onder het zeil. Zo konden ze hun weg vervolgen naar de Bleiswijkseweg.

Het is al even aangetipt dat de heer Borghouts werd geparachuteerd. Toen hij en de operator Bobby ten Broek de avond van 17 maart 1945 uit Engeland vertrokken, werd het toestel onderschept door een Duitse nachtjager, die het Engelse vliegtuig tot bij de afwerpplaats volgde. De piloot zag zich genoodzaakt de agenten in één run tegelijk te parachuteren op een vrij lage hoogte, wat de nodige risico's met zich meebracht. De landing verliep gelukkig vlot. De Duitse nachtjager moet de lichten op de grond hebben gezien. Enkele dagen na de dropping werd een Duitse post bij het veld neergezet en dit terrein kon niet meer worden gebruikt en dat zal de familie Wijsman niet hebben gespeten!

De heer Borghouts ontmoette direct na zijn landing een aantal leidende figuren uit het Rotterdamse verzet. Hij vergaderde tot het licht werd in een boerderij (waarschijnlijk die van Wijsman) en begaf zich om 6 uur in de morgen naar Vlaardingen. Later heeft hij de voorbesprekingen met de Duitsers geleid, die uiteindelijk de capitulatie tot gevolg hadden.

De heer Ten Broek, een Engelandvaarder, werd na zijn landing ondergebracht in een stal (waarschijnlijk ook bij Wijsman). Zijn opdracht was om met zijn zender contacten te onderhouden met Londen en dat deed hij in Rotterdam, Daar werd hij op 5 mei 1945 bevrijd en was ook voor hem de oorlog voorbij.

Persoonlijke ervaringen bij een wapendropping
De eerste dropping in deze omgeving vond plaats op een terrein in de Noordpolder van Berkel, hemelsbreed slechts een paar kilometer van Zoetermeers grondgebied verwijderd.

Enkele deelnemers aan de wapendroppings hebben na de oorlog hun belevenissen neergeschreven en hierna volgt een aantal citaten. Niets menselijks was deze, meestal jonge mannen vreemd zoals zal blijken:

" ..... Voor velen van ons was het een moeilijke tocht met angst en veel spanning. Vooral de jongens die voorop liepen hadden het moeilijk. Bij het minste of geringste zag je ze verstijven. Het onverwacht opvliegen van een koppel eenden, het plotseling opdoemen van een koe in de mist, zelfs het opflakkeren van een oud veenbrandje in de landscheiding zorgde iedere keer weer voor schrik. ..... Wachten in een donkere, koude en mistige nacht met voor velen vreemde geluiden. Als je met elkaar sprak kon je de spanning in de stemmen horen. .... Het was voor ons bij iedere dropping weer een gevecht van angst, zenuwen, spanning en zweet hoe het zou aflopen. Maar, vooral bij die eerste dropping, zodra wij de wapens uit de lucht zagen vallen, maakten alle emoties plaats voor de wetenschap dat wij met deze wapens tegen de Duitsers konden vechten. Alle spanning viel van je af en het was alsof je al half bevrijd was".

".... Van de eerste dropping die ik meemaakte, kan ik mij herinneren welke diepe indruk dat allemaal op mij maakte. .... Als beginneling tracht je je voor te stellen hoe zo'n dropping zich zal voltrekken. Je realiseert je, dat je binnen afzienbare tijd op slechts enkele honderden meters verwijderd zal zijn van vrije mensen, die toch onbereikbaar ver weg zijn. Het is donker en je kan hen niet zien. Wel het vliegtuig, waarmee ze komen. ... Dan opeens hoor je in de verte flauw het geluid van motoren en je kijkt in de richting waar het vandaan komt. Ineens zie je het vliegtuig afsteken tegen de nachtelijke hemel en over je heen weer uit het gezicht verdwijnen. ... Flauw hoor je het vliegtuig nog in de verte en je vraagt je af of er iets is misgegaan. Dat blijkt niet het geval, want even later hoor je weer het geluid van de motoren toenemen. In de lengte van de aanvliegroute nadert het weer. Ditmaal gaat het lager dan de eerste keer. De motoren maken nu een alles overdonderend geluid en je voelt de neiging om te bukken. De hemel lijkt één groot vliegtuig, zo'n bakbeest is het toestel. Je ondergaat de herrie als van een hevige storm en je hebt een brok in je keel. Plotseling zie je rond en achter het toestel kleine wolken die langzaam naar beneden zakken. Als ze op ooghoogte zijn herken je die wolken als parachutes, waaraan iets bengelt, dat er uitziet als een potlood. Als ze bijna op de grond zijn zie je pas, dat het lange bussen zijn oftewel containers. Ze zijn gevuld met onder andere wapens en munitie voor het verzet in Nederland. Het heeft me altijd verbaasd, dat er nooit ongelukken zijn gebeurd met deze containers. Gelukkig is er nooit iemand gewond geraakt".

Hoe gevaarlijk het was
In totaal werden in bezet Nederland in de periode september 1944 tot en met mei 1945 211 droppings uitgevoerd op 86 verschillende terreinen.

Eddy de Roever schreef in zijn boek 'Zij sprongen bij maanlicht': De bereidwillige boeren, die vaak onderduikers verborgen, liepen enorme risico's. De Nederlandse bevolking heeft nooit beseft wat deze mensen en de mannen die deel uitmaakten van de receptiecomités, gepresteerd hebben. ... Het is helaas voorgekomen dat de Duitsers, die een verdachte boerderij doorzochten, na een wapenvondst de boer voor zijn boerderij doodschoten, waarna de hele boel in vlammen opging.

De boerderij van de familie Wijsman bestaat niet meer. Het land werd onteigend en werd bestemd voor schone industrie. Mensen die op dit bedrijventerrein werken, zullen geen weet hebben van wat zich eind 1944 en begin 1945 daar heeft afgespeeld.

Noten:

  • (1) Over deze berging is gepubliceerd 't Seghen Waert, jaargang 18, nummer 5
  • (2) Deze plas is in de jaren dertig van de vorige eeuw ontstaan toen er zand werd gewonnen voor de aanleg van de A-12

Geraadpleegde bronnen:

  • 'Zij sprongen bij maanlicht' door Eddy de Roever, uitgeverij Hollandia, 1985
  • 'De dag dat het manna viel' door Jaap van der Zwan, J.N. Voorhoeve, Den Haag
  • 'De Heraut', weekblad voor de B Driehoek: Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs en Bleiswijk d.d. 5 april 1995
  • 'Op 5 mei ben ik opnieuw geboren' door Leo Bolleboom, Drukkerij Grafia Pijnacker

Interview met mevrouw C.M. Wijsman-De Jong

Alle interviews