Interviews Piet Buitendijk

Herinneringen van Piet Buitendijk (2006)

E.W. van den Burg

 De werkgroep Interviews is altijd op zoek naar personen die in Zoetermeer wonen of gewoond hebben en die iets kunnen vertellen over vroegere tijden in Zoetermeer. Zo werd er de naam genoemd van Piet Buitendijk, die blijkbaar al lang geleden uit Zoetermeer is vertrokken. We hebben hem via via toch kunnen opsporen. Sinds 1952 woont hij al in Delft. We hebben hem benaderd om zo mogelijk een gesprek met hem te hebben. We kregen als antwoord, dat hij voor zichzelf al herinneringen op papier had gezet, waarvan wij gebruik mochten maken. Die herinneringen hebben wij bewerkt en zij volgen hierna.

 De zesde wordt geboren

"Ik ben geboren op 28 november 1926, op een zaterdagavond in Zegwaart. Ik was de zesde in de rij van elf kinderen. In die tijd, toen er van seksuele voorlichting nog geen sprake was, vernamen de van niets wetende broertjes en zusjes, dat ik was gevonden achter mijn vaders fiets in de gang van het huis. Het waren streng gelovige tijden en de kerk was van groot belang. De gezinnen waren groot, maar gezellig, zo ook bij ons. Tot aan mijn trouwen in 1952 heb ik gewoond aan de Schinkelweg 61".

 "De Horre" (buurtschap Den Hoorn)

"Mijn vader en moeder, Simon Buitendijk en Marie Slingerland woonden aan de Schinkelweg in de buurtschap 'De Horre', vlakbij het kruispunt Rokkeveense- en Zegwaartseweg. Er waren daar langs de vaart enkele winkels, zoals die van bakker Posthuma, slager Den Elzen en de melkhandel van Daan Scholten. Ook was er een losplaats voor schepen. Er waren ook verschillende andere bedrijven gevestigd. Dit bracht altijd veel drukte met zich mee en voor ons als kinderen was er altijd wel wat te beleven. In de strenge winters van toen konden we in huis de schaatsen onderbinden, het ijs opstappen en al schaatsend de wijde omtrek verkennen. Zoals al eerder gezegd waren de gezinnen groot, maar de inkomsten waren laag. Een eigen tuin achter het huis was normaal met wat groenten, wat kippen en fruitbomen. Als de oogst groter was dan verwacht, werd er geweckt, dat was het in glazen potten bewaren van groenten en fruit, voor de winterse 'feest' dagen. Bij enkele huishoudens was er een varken in een hok. Het varken was de grootste eter, maar moest zorgen voor vlees in de winterdag. Kolen en aardappelen werden in het najaar geleverd en opgeslagen. Hier was voor gespaard of er werd gekocht op afbetaling. Het waren sobere jaren voor de Tweede Wereldoorlog. Er was veel werkeloosheid en velen moesten van een uitkering leven. Kleding werd veel zelf gemaakt en zolang versteld tot het in de lorrenzak verdween".

 De schooltijd

"Mijn voornamen 'Petrus Arnoldus' heb ik te danken aan de gewoonte van toentertijd. Ik ben vernoemd naar twee overleden ooms, te weten Piet Slingerland en Arnold Buitendijk, die allebei op jeugdige leeftijd zijn overleden. Dankzij de goede zorgen van mijn ouders ben ik vanzelf bij de zusters op de kleuterschool terechtgekomen, waar veel geknutseld werd. Later ben ik van 1933 tot 1940 naar de R.K.Jongensschool gegaan aan de Dorpsstraat 16. De school stond naast het hotel/café 'De Gouden Leeuw', eigendom van de familie van Well.

De eerste drie klassen zat ik bij juffrouw Schwalbach. Nou die kon er je van langs geven, evenals meester Grimbergen, die zijn grote handen gebruikte om onze oren te 'wassen'. De vierde en vijfde klas bij meester Dijkman. Wat had die man het moeilijk met zijn jongens! Hij sprak naast zijn moedertaal ook nog Esperanto, dat had de wereldtaal moeten worden! Klas zes en zeven bij bovenmeester Hitters. Of we veel geleerd hebben, betwijfel ik, maar er is wel veel gezongen in de klas. De meester was namelijk ook organist in de R.K. Nicolaaskerk en zodoende zongen we met enkele heldere sopranen ook wel in kerkdiensten. Dit was voor mij de start van mijn hobby voor mijn latere leven als koorzanger. Inmiddels ben ik al meer dan 50 jaar lid van zangkoor 'Deo Sacrum' in Delft".

 

Zwemmen

"Als sportieve onderwijzer stimuleerde meester Hitters ons te leren zwemmen. Dit probeerden we uit in het buitenbad in de vaart bij Kalisvaart, bij de Watertoren, of we ploeterden bij Lagerwaard in de Wallenvaart. Sportverenigingen waren er in die tijd niet veel, wel is toen voetbalvereniging D.W.O. opgericht op een grasveld aan de Zegwaartseweg 11, bij Langelaan, later Koevoets".

 Eerste baantje

Zoals tegenwoordig de jeugd een krantenwijk heeft, was het toen normaal dat er al vroeg wat moest worden bijverdiend door de kinderen. Alles was wel goedkoop, maar de verdiensten waren laag en zodoende ben ik als 13-jarige schooljongen gaan werken bij Kees Versteeg. Kees was bakkerij 'De Toekomst' begonnen aan de Dorpsstraat 43, naast Arie Romijn de eierenhandelaar. Hij begon in de oude bakkerij van Arend van Velzen, die verhuisd was naar de nieuwbouw aan de Stationsstraat. Bij Versteeg deed ik allerlei klusjes, zoals kolen halen voor de oven, bestellingen wegbrengen, helpen in de bakkerij met amandelen pellen en malen voor de boterletters en koekjes. Ik moest wel opletten of politieman Steenhuisen niet de poort inkwam om te kijken of er tegen de wet in werd gewerkt. Je moest namelijk14 jaar zijn! Kinderarbeid was veel voorkomend in die tijd van werkeloosheid. Ik verdiende na schooltijd twee gulden vijftig per week. Later werkte ik er zes dagen van acht tot twaalf en van een tot zes uur en verdiende er vijf gulden mee. De klantenkring van een beginnende bakker was klein. Het waren meest klanten van de eigen gezindte en wat zakelijke adressen en dan had je natuurlijk de winkelverkoop. De concurrentie was groot, gezien het aantal bakkers in het dorp, zoals de bakkers Pieterse, Jongerius, Hekker, Van Vliet, Van Gaalen, Posthuma, Heemskerk en Van Velzen. Deze loopbaan heeft niet lang geduurd. De oorlog was begonnen, en door het invoeren van distributie slonk de meelvoorraad snel. Voor Kees en Rijkje Versteeg werd een knechtje voor vijf gulden teveel".

 Drogisterij 'Het Gouden Kruis'

"Mejuffrouw Rika Colpa was, voordat ze met de drogisterij 'Het Gouden Kruis' begon, verpleegster geweest en wist dus veel van verbandmiddelen en zalfjes. Gelukkig voor mij zocht zij een loopjongen, want Jelle Pars hield het daar voor gezien en zo werd ik zijn opvolger. Voor zevenguldenvijftig per week ging ik met een mandenfiets door weer en wind, zonder de tegenwoordige regendichte kleding, er op uit om watten, verband, zalfjes, Akkertjes - een soort aspirine die eruit zagen als kussentjes - en andere pijnstillers rond te brengen. En doordat de Kraamzorg werd ingesteld, verhuurde ze babyweegschalen die ook rondgebracht moesten worden. Het pakhuis en de fietsenschuur waren in de poort, waar ook de ingang was van de werkplaats van loodgieter Van Duivenbode. In diezelfde poort, een bekend Zoetermeers poortensysteem met woonhuizen, woonde ook de familie Kimmel, en die hadden tegenover onze schuur een mooie groentetuin. Helaas brak ik op een keer een mandfles met ammoniak, extra sterk, waardoor die mooie groenten verbleekten.Dat in die schrale oorlogstijd".

 Fietsen

"Ook stonden er naast het perceel van juffrouw Colpa bij de oude Christelijke school volop door de Duitsers gevorderde fietsen weg te roesten. Je mocht er alleen over de schutting maar naar kijken. Omdat fietsbanden ook geen eeuwig leven hadden, maakte rijwielhersteller Jo Mets, die ook in zo'n poort woonde en werkte, met behulp van repen autoband en ijzerdraad zogenaamde 'plofbanden' om je velgen. Slecht voor de vering, maar je kon ermee fietsen door het polderlandschap van Zoetermeer en zelfs naar Boskoop, waar ik ook wel eens een boodschap moest doen in oorlogstijd".

 Duitsland

"Volgens mijn leeftijd, 17 jaar, moest ik gekeurd worden voor de arbeid in Duitsland. Ik ben wel goedgekeurd, maar niet gegaan en ondergedoken. De hongerwinter kwam eraan en alles was op. Hout en bomen belandden in de potkachels en de spruiten, kool en bieten kwamen je neus uit. Het was gevaarlijk op straat voor mannen. In huis blijven en bij een razzia wegkruipen was gewoon".

 Bevrijding

"De lang verwachte bevrijding kwam eraan en de feestvreugde was enorm. Met de weinige voorradige middelen werd er van alles georganiseerd, zoals openluchtspelen, optochten, toneel- en zanguitvoeringen. Er kon weer opgebouwd worden. Ook voor de verenigingen die weer wilden beginnen was er alle aandacht, zo onder andere ook voor de Katholieke Voetbalvereniging DWO".

 D.W.O.

"In de laatste jaren van de oorlog mocht er niet meer gevoetbald worden, mochten er geen samenkomsten meer worden gehouden en ook sportkleding was verboden. De ballen die er nog waren, versleten steeds meer. Maar gelukkig was mijn vader schoenmaker en kon hij die leren monsters nog repareren. Na de oorlog werden er weer spoedig plannen gemaakt om te gaan voetballen. Er werd een overeenkomst gesloten met de heer Duinisveld aan de Voorweg om achter zijn boerderij land geschikt te maken voor een voetbalveld. Daarvoor moest een ondiepe sloot gedempt worden om aan de goede terreinbreedte te komen. In die tijd werden de primitieve schuilkelders, die de Duitsers bij gevorderde schoolgebouwen hadden gebouwd, afgebroken en gesloopt. Het zand en puin van die schuilkelders werd gebruikt om de sloot bij Duinisveld te dempen. De heer Piet Blaauwhof, de latere architect, had het zo georganiseerd, dat hij bij het zware karwei om het veld in orde te krijgen hulp kreeg van wat boerenwagens en een tractor. Ook jongens die graag weer zo gauw mogelijk wilde spelen, hielpen. Tijdens het werk werden ze voorzien van brood met kaas door verschillende ouders en belangstellenden, die ook blij waren dat de bal weer spoedig kon rollen. Jammer dat in de rust wel eens koeien over het voetbalveld liepen en soms wat achterlieten".

 Na de oorlog

"De uit Duitsland teruggekeerde jongens zochten naar werk wat moeilijk te krijgen was. Ook de jongens uit Indonesië kwamen terug. Ook die moesten na drie jaar aan de slag, wat niet meeviel. Verschillenden zijn dan ook geëmigreerd. Nederland werd opgebouwd na de grote verwoesting. Zelf ben ik na de oorlog weer gaan werken, maar de winkel van juffrouw Colpa was leeg. Van de restanten zijn verbandpakketten gemaakt voor het Rode Kruis. De heer Karens is verdergegaan in haar drogisterij en ik ben in de winkel van Cas Fischer gaan werken als bediende. Ook etalages maken voor onder andere etalagewedstrijden, die na de oorlog door de Middenstandvereniging werden georganiseerd, deed ik graag. Het was het begin van een loopbaan die veertig jaar zou duren. Cas Fischer had winkels in Zoetermeer, Delft en Voorburg. In Voorburg heb ik ook nog gewerkt. Daar heb ik ook heel wat etalages gemaakt. Naar mijn werk in Delft ging ik net als een aantal andere plaatsgenoten op de fiets.

In 1952 ben ik getrouwd met Nel in 't Veen. We zijn gaan inwonen op de Koornmarkt in Delft, boven de winkel van Fischer. Dat was een winkel in souvenirs en luxe en huishoudelijke artikelen. In 1985 ben ik vervroegd uitgetreden en ben ik thuis gaan hobbyen".

Alle interviews