Herinneringen uit het dagboek van Dik Huurman (2009)
M.C.J. Moers-de Vree en E.W. van den Burg
De doelstelling van de Interviewgroep is om Zoetermeerders hun verhaal te laten vertellen. Maar als de gelegenheid wordt geboden om een dagboek over een periode van tachtig jaar in te zien van een geboren en getogen Zoetemeerder, dan wil je wel eens afwijken van je doelstelling. Dat hebben we gedaan. De heer Dirk Huurman, geboren op 11 december 1928, heeft zijn dagboek vertrouwelijk beschikbaar gesteld. Wij mogen er uit putten. Dik is al vele jaren lid van het Historisch Genootschap en draagt dat een warm hart toe. Het is wel zo dat het dagboek enige duizenden punten van informatie bevat. Veel is privé. Ook informatie van nationaal en internationaal belang is neergeschreven. Wij hebben een bescheiden selectie gemaakt. De informatie in het dagboek is dikwijls kort en bondig. Wij hebben een aantal wetenswaardigheden van een aanvulling voorzien. Dik is als gediplomeerd timmerman begonnen en heeft zich ontwikkeld tot architect, met een eigen architectenbureau. Wij hebben gezien dat zijn eerste werkopdracht is aangegeven met nummer één en het laatste werknummer is 1221. En tussen die twee nummers ligt zijn hele werkzame leven besloten.
De eerste jaren als kleuter
‘Aan de vooravond van een zéér strenge winter 1928-1929 ben ik op 11 december 1928 geboren. Ik was de oudste zoon van Johannes Pieter Huurman en Maria de Jong. De houten noodwoning, waar we toen woonden was haast niet warm te stoken. Dat was aan de Schinkelweg 65 te Zegwaard. Deze woning was alleen te bereiken via een 90 centimeter brede poort. In de loop van dat jaar zijn door mijn vader eigenhandig aan de Bleiswijkseweg 30-36 twee dubbele woningen gebouwd. Hieraan is dag en nacht gewerkt. Bleiswijkseweg 34 werd door mijn vader en moeder en hun zoon Dirk betrokken. Achter het huis was een grote schuur met een waterfornuis en een grote zolder, bereikbaar met een vaste ladder. Ook was er een niet ongevaarlijke regenput; in de loop der tijd was de put behalve met regenwater ook gevuld met speelgoed en allerlei soorten huishoudelijke rommel. In 1930 kreeg ik er een broer bij die de naam Jaap kreeg. Onze jeugd speelde zich af aan de Bleiswijkseweg. Onze buren op nummer 32 waren de familie Regters- Zierse, afkomstig uit Rotterdam. Regters was van beroep melkboer met een gemotoriseerde bakfiets; zijn melkproducten betrok hij bij de melkfabriek Zelandia aan de Dorpsstraat. Zoon Jan was mijn vriend. En op nummer 36 woonden Eliza Huijsman met zijn zoon Lies , rustende boeren uit de Rokkeveen’.
Eliza Huijsman
Eliza was afkomstig uit het Westland en is boer geweest op de boerderij Nutriciahoeve aan de Rokkeveenseweg. Hij is met zijn zoon gaan rentenieren aan de Bleiswijkseweg. Gedurende een aantal jaren was hij gemeenteraadslid van Zegwaart. Hij moet een kleurrijke persoon zijn geweest. Mevrouw Corrie van Dijk-Groenheijde vertelde in een interview dat zij kort na de oorlog wilde trouwen en huisvesting zocht, wat in die tijd in verband met de woningnood heel moeilijk was. Zij is toen als huishoudster met haar toekomstige man in gaan wonen bij de heer Huijsman. ‘Toen wij daar in trokken lag Huijsman nog in het ziekenhuis en toen hij uit het ziekenhuis kwam heb ik hem verzorgd. Maar hij werd dan toch wel minder en op een dag zegt hij tegen mijn man: “Je mot die meiden roepen.” Dat waren zijn dochter en zijn schoondochter. “En ze motten d’r ponnen meebrengen.” Ik wilde zijn kleding nog aanpassen, maar hij zei in nogal ruwe bewoordingen dat hij er de andere dag niet meer zou zijn. Maar hij had net bloemkool zitten eten en aardbeien met slagroom toe, dus daar geloofde ik dan ook niks van. Die dames kwamen en ze hadden de ponnen meegebracht en ’s morgens vroeg werd hij helemaal aangekleed, want hij kleedde zich nog altijd aan of hij nog koeien moest gaan melken. Ja, we trokken ons daar maar niet zo veel van aan. Nou, om half vier viel hij dood neer’.
Het echtpaar Van Dijk heeft, voordat zij een huis in de Stationsstraat gingen betrekken ongeveer zes jaar op nummer 36 aan de Bleiswijkseweg gewoond.
Schooltijd
‘Op 1 April 1935 ging ik naar de eerste klas van de lagere school, “de school met den Bijbel” Dorpsstraat 99, bij juffrouw Van Aalst uit Benthuizen. De eerste keer door mijn vader brullend achter op de fiets weggebracht. Enkele van mijn klasgenoten herinner ik me nog. Truus Roos, Rien Bos, Gientje Nieuwenhuijsen, Piet Stolk, Martien Karens, Geüs Versluis en Adrie van Elleswijk. In de tweede klas hadden we een juffrouw die bijna altijd wijdbeens vóór in de klas zat, waardoor haar gebreide onderbroek zichtbaar was.
Met broer Jaap elke zondagmiddag naar de zondagsschool in het Evangelisatiegebouw aan de Dorpsstraat 144, de voormalige Christelijke School. De zondagsschool stond onder leiding van juffrouw Janna Bergshoeff. Elk jaar op Tweede Kerstdag was het Kerstfeest, wat bijna de hele middag in beslag nam, met een Bijbelse vertelling door het bestuurslid, de heer Klaas den Hoed en een vrije vertelling door de heer Huib Blonk. Tijdens het Kerstfeest kregen we warme chocolademelk en aan het einde een sinaasappel en een boek van bijvoorbeeld W.G. van der Hulst’.
Kerken in de voormalige christelijke school
‘Zondags kerkten we op houten klapstoelen in de Hervormde Evangelisatie ook aan de Dorpsstraat 144 met een vrij grote groep meer behoudenden uit de “Grote Kerk” (= Oude Kerk, red.), die op 1 december 1926 deze Evangelisatie hadden opgericht. Er was geen Kerkenraad, maar een bestuur, waarin onder meer zitting hadden de heren Den Hoed en Weening, grootvader Huurman en vele anderen. De sacramenten mochten volgens de Kerkorde niet worden bediend. Daarom zijn verschillenden uit ons gezin gedoopt in de “Grote Kerk” in Zoetermeer en in de hervormde kerken van Moerkapelle en Waddinxveen. In de ‘Evangelisatie’ waren veelal de voorgangers Ds. P. Zandt, Ds. L. Kievit, Ds. Zwijnenburg en godsdienstonderwijzer Vroegindeweij’.
Evangelisatie
In het boekje “De Oude Kerk te Zoetermeer” kunnen we nog het volgende ter toelichting lezen: “De vereniging vormde eigenlijk een kerkelijke gemeente binnen de Hervormde gemeente, met eigen (tijdelijke) predikanten, catechisaties, armenzorg, een eigen gebouw (de voormalige christelijke school aan de Dorpsstraat) , een koster en een organist(e). Bovendien werden in de loop der tijd verschillende mannen-, vrouwen- en jeugdverenigingen opgericht. In 1936 werd een bewaarschool geopend, die in 1955 met de christelijke kleuterschool zou fuseren. Van 1946 tot 1957 was dominee Kruithof uit Monster de vaste voorganger van de vereniging. In laatstgenoemd jaar ging men over tot zeer nauwe samenwerking met de Hervormde Gemeente en vanaf die tijd werden geen diensten meer in het eigen gebouw gehouden. Vanaf 1963 fungeerde de vereniging slechts als beheerder van het gebouw”. Bij het samengaan van drie kerkgenootschappen tot één Protestantse Kerk Nederland (PKN) vaart de bedoelde groep nu ook weer een eigen koers.
De Nieuwe Weg
‘Voor de aanleg van de ‘Rijksweg’ in 1935 (in de volksmond “de Nieuwe Weg) was aan de Bleiswijkseweg een zandwinning (in de volksmond Ballast). Later is de ontstane plas de “Plas van Poot” genoemd, met op sommige plaatsen wel een diepte van veertien meter. Een prachtige zwem- en speelgelegenheid, met zandzuigers, zandheuvels, locomotiefjes met lorries op rails et cetera!’
Met de aanleg van de eerste rijksweg in Nederland, die later Rijksweg 12 zou gaan heten, werd in 1933 in de buurt van Nootdorp begonnen. Daar werd gebouwd aan het viaduct over de Veenweg en aan het viaduct van de Hofpleinspoorlijn over het tracé van de nieuwe snelweg. Ook hiervoor was veel zand nodig en daarom werd er ook daar zand gewonnen. Later kreeg de hier ontstane plas de naam: “De Plas van Wiegel”
Hoewel de verharding voor het overgrote deel in 1936 gereed kwam, is het gedeelte tussen Voorburg en Zoetermeer feestelijk voor het verkeer vrijgegeven op 15 april 1937. Daarbij werd in Zoetermeer chocomel geschonken voor de genodigden. Het allereerste stukje autosnelweg was vanaf die dag openbaar te berijden, een mijlpaal van formaat in de wegengeschiedenis. Door de aanleg van deze nieuwe verkeersweg verminderde de hoeveelheid verkeer in de Dorpsstraat van Zoetermeer in korte tijd met 75 %.
Helaas had de nieuwe weg, voordat hij officieel werd geopend al een dodelijk slachtoffer geëist. Het Rotterdamsch Nieuwsblad van maandag 5 april 1937 berichtte er over op de voorpagina:
“Auto tegen kraan gebotst”. Nadat de heer C. Brinkers uit Wassenaar Zondagavond een bezoek had gebracht aan de familie Van der Spek te Zoetermeer, begaf hij zich Zondagnacht om één uur met zijn neef B. Brinkers per auto huiswaarts. Om een omweg af te snijden nam hij de nieuwen rijksweg Den Haag-Utrecht, die langs de spoorbaan ligt. Deze weg is nog niet voor het verkeer opengesteld. Op den weg stond een kraan zonder rood licht. Vermoedelijk tengevolge van den mist is de heer Brinkers in volle vaart met zijn auto tegen de kraan gereden. De botsing was zo hevig, dat de heer C. Brinkers op slag dood was. Zijn neef B. Brinkers werd uit den wagen geslingerd en heeft een hersenschudding opgeloopen. Zijn toestand is bevredigend.”
Genoemde heer Brinkers maakte deel uit van de directie van de Brinkersfabriek. Zijn plotselinge dood beheerste in die dagen het nieuws in Zoetermeer De heer C. Brinkers ligt begraven in het familiegraf op het kerkhof naast de Hervormde kerk.
Buurtschap Den Hoorn
‘Het buurtschap Den Hoorn was een stukje Schinkel-Zegwaartseweg-Bleiswijkseweg en Rokkeveen. Het was een levendige buurtschap met veel kleine bedrijfjes en winkels. Er was een kruidenier Albert Muilwijk met zijn zonen Jan en Leen, die ook de weegbrug “De Eendracht” bedienden. Ook kruidenier Kobus Brandhorst en de gereformeerde kruidenier P. Boon met graanhandel J.Boon. En de R.K. slager den Elzen. De hervormde bakker J. Posthuma met zijn zonen Wout en Wim. De gereedschapwinkel Jaap en Adriaan Henneken en de schoen- en snoepwinkel van Buitendijk. Ook was er de smederij van Frans Rademaker. Op de hoek van de Bleiswijkseweg was de groentewinkel van Westhoek te vinden, later Cafétaria. Ook fietsenmaker Van Wijk kon daar zijn brood verdienen. Dan was er nog het metselbedrijf van de Gebroeders Huurman aan Den Hoorn 10, voorheen het logement “De Luis aan de Ketting”. Verder was er de melkhandel en café van Daan Scholten en wagenmaker van der Most met zijn zonen Henk en Leen, de kolenhandel Vroedsteijn, later Vermeulen en de smederij Corn. van Driel en zijn zoon Goof. Oliehandel van Wijk kwam haast iedere week aan de deur om petroleum te leveren, want er werd nog veel op peteroliestellen ( zo werden ze genoemd) gekookt. En als laatste het tabak- en stoffenwinkeltje van Corrie en Bram den Hertog.
De levendigheid in de buurtschap Den Hoorn brachten ook uitwassen met zich mee, zoals openbare dronkenschap van spiritusdrinkers, die in de nacht onder de heggen hun roes uitsliepen en door de veldwachters Bos en Van der Velden nauwlettend in de gaten werden gehouden. Verder waren er de scharensliepers en de opkomende Chinezen, die uit een om hun nek hangende koektrommel “Pinda Pinda Lekka Lekka” verkochten. Zo al met al een levendige buurtschap’.
De oorlogsjaren
‘Mijn vader was in 1939 ingedeeld bij de plaatselijke Opruimingsdienst en bij de Gasalarmingsdienst en kon dag en nacht bij calamiteiten worden opgeroepen. Verder was er een Luchtbeschermingsdient en van tijd tot tijd oefende het gezin aan de Bleiswijkseweg 34 in de kelder met gasmaskers.
Op de ”School met den Bijbel” was ook een leger gemobiliseerd, een Christelijk leger, onder aanvoering van “Generaal” Martien Karens van de Schinkelweg 29. Ons leger vocht met zwaarden en stokken tegen het Roomse leger van de R.K. school en het Neutrale leger van de Openbare school, helaas niet altijd met daverende overwinningen’.
Bij het bewerken van het artikel bleek dat Dik verwees naar Martien Karens, maar er bleek nog een Martien Karens te zijn die ook een “leger” heeft aangevoerd. Zijn leger was samengesteld uit manschappen uit het Lagereinde. Hij had weliswaar slechts de rang van “Kapitein”, maar hij beschikte wel over een bokkenwagen en die kon hij inzetten voor gewondenvervoer. Martien (Jzn), die door Dik werd bedoeld en later naar Canada is geëmigreerd en onze Martien (Lzn), die wij in Apeldoorn traceerden, woonden slechts een paar honderd meter bij elkaar vandaan.
‘10 mei 1940. Schitterend zomerweer. Om 3.55 uur vallen onze Duitse Oosterburen onaangekondigd ons land binnen. De halve nacht en de gehele dag is de heldere blauwe lucht vol van gevechtsvliegtuigen en stonden wij open en bloot, geboeid naar het luchtgevecht te kijken van Nederlandse en Duitse vliegtuigen. Verder waren er deze dag, voor ons goed zichtbaar, Duitse luchtaanvallen op de vliegvelden Ypenburg en Valkenburg, met voor ons geheel nieuw, de parachutisten.
Op 14 mei werd Rotterdam gebombardeerd. De vuurzee van brandend Rotterdam was aan de Bleiswijkseweg heel goed zichtbaar en we voelden zelfs de warmte van het vuur.
De schooltijd in de oorlog ging gewoon door, ik ging naar de achtste klas bij meester Nieuwenhuijsen. Door de leerplicht een extra jaar; er viel niet niets meer te leren en daarom uitsluitend boeken kaften.
Na de lagere school ben ik naar de Chistelijke Ambachtsschool aan het Veluweplein bij het Zuiderpark in Den Haag gegaan. Mijn medeleerlingen waren IJgen Pars, Anton van Dijk, Kees Nieuwenhuijsen en Arie van Waay.
In de nacht van 30 op 31 juli 1943 is op het land van Van der Wel aan de Bleiswijkseweg een Amerikaanse bommenwerper neergestort, ook wel “Vliegend fort”genoemd’.
De neergestorte bommenwerper
Het was niet in de nacht, maar op 30 juli ’s morgens om 10.52 uur dat de Amerikaanse bommenwerper neerstortte. Vele Zoetermeerders hebben de laatste honderden meters van het toestel kunnen volgen. Ze konden zien welke geweldige afmetingen dit vliegtuig had. Vandaar de bijnaam “Vliegend Fort”. Er was nog zoveel brandstof aan boord dat het op de grond in brand is gevlogen. Trieste bijzonderheid was, dat twee lijken van bemanningsleden nog aan boord waren. Zij waren in de lucht al dodelijk geraakt door het Duitse afweergeschut. Hun stoffelijke resten zijn destijds begraven bij de Hervormde kerk. Uiteindelijk zijn zij met militaire eer herbegraven in de Verenigde Staten. Hun namen waren Earl E. West en Frederick J. Maynard en hun taak was om een boordkanon te bedienen. Alle overige bemanningsleden waren uit het vliegtuig gesprongen. De bommenwerper was dus het laatste gedeelte zijn vlucht onbestuurd en het mag een wonder heten dat het op het open veld terechtkwam en geen burgerslachtoffers heeft gemaakt. Deze bijzonderheden zijn ontleend aan het boekje Missing in Action. De hele geschiedenis over het vliegtuig is hierin beschreven.
‘Ons gezin bestond uit tien personen. Wij als kinderen moesten helpen met allerhande werkzaamheden, door bijvoorbeeld het grint aan te harken en boodschappen te doen. In november 1944 zette de hongerwinter in. Geen steenkool, cokes en turf was meer te koop, dus geen verwarming en ook de elektriciteit was schaars. Verwarming was alleen nog maar mogelijk door houtkachels te stoken. De rantsoenen werden verminderd tot 1000 gram brood en 1000 gram aardappelen per week per persoon. Het waterfornuis in de schuur werd met hout gestookt. Door het te kort aan brood moest mijn moeder twee keer per dag warm eten koken. Ook werden op het waterfornuis suikerbieten gekookt om er stroop van te maken, en van de overgebleven pulp werden dan weer koekjes gebakken. Ook in Zoetermeer werkten de centrale gaarkeukens op volle toeren. Men kon daar in een pannetje bijvoorbeeld waterige erwtensoep, hutspot en peulvruchtgerechten krijgen. Ook door ons werden de boeren aan de Voorweg en de Zegwaartseweg bezocht. Aardappelen en tarwe en dagelijks melk in ruil voor onderhoudswerkzaamheden door mijn vader. Behalve eten werd van tijd tot tijd ook schapenwol bij de boeren geruild. Mijn broer Jaap kon goed overweg met het spinnenwiel en spon de nodige knotten wol, waarvan schapenwollen sokken en truien werden gebreid. In de jutezak waarin we de wol vervoerden werd ook een keer bij een tuinder spinazie gehaald. Wij hadden in die tijd een Rotterdamse huishoudster en die kookte zo nu en dan, zo ook deze keer de spinazie. Kokhalzend zijn we toen van tafel gelopen, want we aten spinazie met schapenwol, omdat de spinazie uit de jutezak was gehaald en ongewassen of niet goed gewassen in de pan was gedaan.
Na het verlaten van de ambachtsschool als gediplomeerd timmerman ben ik gaan werken in de timmerwerkplaats van oom Kees Huurman aan de Bleiswijkseweg 11, de voormalige varkensstal van J.Th. Barbier.
Door de distributie van de elektriciteit konden op vastgestelde dagen in de avond de lampen niet branden. We moesten ons dan behelpen met een op blokken gestelde fiets, waarbij de wielen vrij van de kamervloer moesten zijn. Bij toerbeurt werd dan getrapt, de dynamo liep tegen het vrij draaiende wiel en de koplamp gaf dan tijdens het trappen wat licht. Ook werden wel petroleum- en carbidlampen gebruikt, maar petroleum en carbid waren ook schaars en niet reukloos’.
De oorlog is voorbij
‘Bevrijdingsdag. De Canadezen trokken Zoetermeer binnen met jeeps en tanks, Royal Player sigaretten en chocoladerepen uitdelend. Wat een feest was dat. Op 29, 30 en 31 augustus 1945 werd voor heel Zoetermeer een groot bevrijdingsfeest georganiseerd op een grasveld bij De Groot aan de Vlamingstraat. Ook werd er een grote allegorische optocht gehouden. En in datzelfde jaar keerden uit de Duitse kampen de dwangarbeiders weer terug. Inmiddels had ik wat praktijk opgedaan in de timmermanwerkplaats en ben ik naar een soort particulier Technische Middelbare School in Rotterdam gegaan. De busonderneming Citosa, opgericht door Jelle Kok onderhield een zogenaamde lijndienst op Rotterdam. Hier werden omgebouwde aan de achterzijde open Amerikaanse legerauto’s, zogenaamde Bellewagens voor gebruikt.
Deze busjes zijn al tijdens de oorlog door het kabinet in ballingschap gekocht van de Londense brandweer. Ze waren sober ingericht, met een lange bank over de hele lengte en een aantal dwarse bankjes. In totaal bedoeld voor 17 zitplaatsen. Met staanplaatsen er bij en een beetje inschikken konden er veertig passagiers mee worden vervoerd. Het was wel aan te bevelen om een abonnement te nemen, want anders was de kans groot dat ze je lieten staan.
Nu echt aan het werk
Om verschillende redenen is na ruim een jaar de studie aan de M.T.S. in Rotterdam beëindigd.
Daarna ben ik als tekenaar en administrateur bij het bouwbedrijf gebroeders Huurman aan Den Hoorn 10 gaan werken. Het tekenwerk, in hoofdzaak voor verbouwingen binnen en buiten Zoetermeer. Nieuwbouw was in deze tijd nog niet aan de orde. Later moest er veel tekenwerk met bouwaanvragen worden gedaan voor het vervangen van ophaalbruggen voor vaste bruggen aan de Voorweg en de Zegwaartseweg. De ophaalbruggen waren namelijk niet meer nodig, omdat doorvaart van boten en schuiten tot het verleden hoorde.
In 1948 gekeurd voor militaire dienst. Daarna kregen we een tropenopleiding bij het Regiment Stoottroepen en werden we klaar gestoomd voor Indië. Maar we mochten veilig in Nederland blijven, want de Nederlandse regering draagt de soevereiniteit aan Indonesië over.
Er moest veel tekenwerk worden verricht voor o.a. varkensstallen voor Barbier, een ketelhuis aan de Stationsstraat voor de gebroeders Van der Spek en in opdracht van Prinses Wilhelmina moesten op het landgoed De Horsten in Wassenaar twee boerderijen worden verbouwd en gerestaureerd. In 28 juni 1951 is de onthulling van het monument 1940-1945 in het Wilhelminapark. Op de licht gebogen natuurstenen wand is de tekst uitgehouwen uit Jozua 4 vers 6. Wanneer uw kinderen morgen vragen zullen: Wat beduiden deze stenen? En Jozua 4 vers 24, Opdat alle volken der aarde de hand des Heren kennen zouden, dat zij sterk is. Het monument is opgebouwd door Bouwbedrijf Gebroeders Huurman’.
Dik gaat trouwen en uitbreiden
‘Op 9 september 1954 ben ik getrouwd met Gré Brouwer uit Waddinxveen en zijn we gaan wonen in de Molenstraat 176. Het huis was nog niet helemaal klaar en er was ook nog geen elektriciteit en we moesten met behulp van een stallantaarn gestookt op petroleum de weg vinden. Na het behalen van mijn diploma ULNO-ABK-MTS mocht ik ook les geven. Mijn eerste salaris dat ik als leraar handvaardigheid ontving was van de Lagere Landbouwschool aan de Meidoornlaan in Zoetermeer’.
Door de groei van het Architectenbureau moest er worden uitgezien naar meer ruimte. De keus viel op een te bouwen ruimte achter het huis in de Molenstraat 176. Door uitbreiding van het vele werk was er een tekort aan ruimte. Met het pand aan de Oranjelaan 66 kwam er weer genoeg ruimte om te wonen en te werken. In september 2004 bestond het Architectenbureau 50 jaar en zijn er tijdens het bestaan 1165 woningen ontworpen en uitgevoerd. In 1996 is Oranjelaan 66 uitgebreid met een nieuwe vleugel en is zoon Jan in de voetsporen van zijn vader getreden. Hij is op nummer 66 gaan wonen en wij zijn naar de nieuwe vleugel verhuisd op 64 A.
Een veelzijdig architectenbureau
Dit was de ontwikkeling in vogelvlucht, ontleend aan het dagboek. In het Streekblad van maart 1970 kunnen we lezen hoe veelzijdig het architectenbureau van de heer Huurman in die tijd al was.
“Zijn activiteiten begonnen destijds met kleinere opdrachten voor verbouw, bouw van enkele woningen en dergelijke. Intussen kwamen er vaste relaties met aannemersbedrijven en zoals dat zo vaak gaat in deze branche, verwierf Huurman bekendheid op het gebied van het bouwen van bungalows, garagebedrijven, servicestations en soortgelijke gebouwen. Hij beperkte zich echter niet tot dit terrein, want van zijn tafels kwamen - om maar een paar voorbeelden te noemen – de kerk van de Gereformeerde Gemeente in Zoetermeer, de Raiffeisenbank van Leidschendam, boerderijen, winkelpanden, een containervervoersbedrijf in de Waalhaven-Rotterdam en een fabriek van wegtransportmiddelen in Pijnacker. Zoals men ziet, beslist niet gebonden aan Zoetermeer. Ook ontwierp Huurman vele rijen huizen en verbouwde veel panden, tot in Duitsland toe.”
Bronnen: Dagboek van de heer D. Huurman Streekblad maart 1970 Aanvullende info: Hrn J.W. Dreise en M. Karens (Apeldoorn) Dorp in Oorlog, Zoetermeer 1940-1945 door Ton Vermeulen. Uitgave Gemeentearchief Zoetermeer/Historisch Genootschap Oud Soetermeer, 2000