In gesprek met Kees Veldhuizen (2005)
E.W. van den Burg en J.W. Dreise
Onlangs hadden wij een gesprek met de heer C.J. Veldhuizen. Gedurende enige tientallen jaren gaf hij leiding aan het Timmer- en aannemingsbedrijf Veldhuizen. Wij werden ontvangen in zijn huis aan de Marco Polorede, waarvan hij zelf zegt dat dit het mooiste plekje van Zoetermeer is. Dat is toch opvallend, want hij is geboren en getogen aan het Lagereinde, een plaats die hem ook nu nog zeer dierbaar is. De heer Veldhuizen hebben wij leren kennen als een goedlachse man, die nog intens kan genieten van de verhalen uit zijn jeugd.
Overigens is de naam Veldhuizen voor het Historisch Genootschap zeker geen onbekend begrip. De vader van Kees, de heer W.J. Veldhuizen heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de oprichting van het Historisch Genootschap Oud Soetermeer. Hij was het ook, die destijds een artikelenreeks geschreven heeft met als titel: Zoetermeer, zoals het was in het begin van deze eeuw. Deze artikelen, die oorspronkelijk in het Streekblad werden gepubliceerd, waren zo belangwekkend, dat het genootschap in 1995 heeft besloten ze in boekvorm uit te geven.
Het gezin
"Ik ben geboren in Zoetermeer op 28 juli 1936. Ik kom uit een gezin van zes kinderen; drie zussen had ik boven me en verder een zus en een broer die jonger waren dan ik. Mijn vader had een timmer- en aannemingsbedrijf aan de Dorpsstraat 177, waar ik opgroeide. Hij was de zoon van Helmert Veldhuizen, die in 1907 naar Zoetermeer kwam om hier bij het station als seinwachter te gaan werken. Mijn opa was getrouwd met Jannetje Huurman die uit een familie van aannemers kwam. Mijn vader werd hierdoor waarschijnlijk aangetrokken tot de bouw. In 1925 nam hij een bestaand timmerbedrijf van de heer Bouman over. Mijn ouders waren Nederlands Hervormd en we gingen 's zondags minstens één keer naar de kerk. Mijn vader heeft zich ook vele jaren ingezet voor de kerk als ouderling en als kerkvoogd. Hij was ook in de politiek actief, in het bijzonder voor de A.R. Ik herinner me nog, dat ik meeging verkiezingsborden plaatsen met onder andere de namen van Jelle Zijlstra en Jan Schouten er op. Die borden werden dan zichtbaar neergezet en ik ging mee met het plaatsen ervan, wat ik wel leuk vond. Hij is nog enige tijd raadslid voor de A.R. geweest. Verder zat hij onder andere in het bestuur van de Onderlinge Brandwaarborgmaatschappij hier in Zoetermeer en was bestuurslid van het Historisch Genootschap Oud Soetermeer".
De lagere school
"In 1943 hadden we halve dagen school. De Duitsers hadden het schoolgebouw gevorderd om er soldaten in onder te brengen. In verband daarmee had de eerste klas les in het graanpakhuis van Boon. De tweede klas heb ik doorgebracht in het koor van de Hervormde Kerk en in 1945 hadden wij weer de beschikking over de school, maar ik kan mij ook nog herinneren, dat wij dekking moesten zoeken tijdens een bombardement bij het spoor. Ik weet nog wel, dat wij onder de banken doken langs de muur. Volgens mij was dat toch weer in de Christelijke School. Of die later weer vrijgegeven is, dat weet ik niet precies meer. In de School met de Bijbel heb ik na de oorlog de lagere school afgemaakt. Als namen van onderwijzers en onderwijzeressen herinner ik mij nog juffrouw Broers uit de eerste klas en juffrouw Van Aalst en de onderwijzers Homme de Vries, Arend van Noort en Jongebreur als hoofd van de school. Onderlinge ruzies of scheldpartijen, waar je wel eens van hoorde met kinderen van andere scholen heb ik eigenlijk nooit meegemaakt. Wij gingen altijd goed met elkaar om, ook met Rooms Katholieken, ruzies in die zin heb ik nooit gekend. Vrienden uit mijn schooltijd zijn Jaap Rodenburg, Henk de Hoed, Piet Cammeraat en nog vele anderen".
De jonge jaren
"In mijn herinnering heb ik in en bij de werkplaats van mijn vader eigenlijk een fijne jeugd gehad. Voor mijn vriendjes en mij was dit een ideaal speelterrein. We bouwden hutten en we konden er timmerden. Auto's waren er toen bijna niet, maar er waren wel handkarren. We hadden een loods met vier handkarren en het was ook een favoriete bezigheid om met die karren te gaan rijden. Daar zal ik zo meteen nog wat over vertellen. Wat maakte je allemaal mee? Bij de boeren was het leuk spelen in het land. In de oorlogstijd zat ik veel bij boer Karens aan de overkant, bij Leen Karens. Als kwajongen van zeven jaar leerde ik melken. Ik kreeg daar altijd een fles melk en die konden ze thuis goed gebruiken. Martien Karens, de zoon had een prachtige bokkenkar, die stond onder een deken om hem te beschermen. Die kar was gemaakt bij Cor Ziere aan de Vlamingstraat, een schitterend wagentje! Daar stond ik met jaloerse blikken naar te kijken, maar ik mocht er niet mee rijden. Dat ding was wel tuitelig, ik had eventjes die bok ingespannen en de kar ging gelijk om. Toen heeft mijn vader een bokkenkar voor mij gemaakt, van een soort vierkante kist met twee van die bomen eraan en een schommelhaak erin gedraaid. Daarmee ging ik ook het land in, wat heel fijn was. Martien hoefde niet in de war te zitten, dat ik met zijn mooie wagen zou gaan rijden. In de winter zetten we de bok ook voor de slee.
Ik kwam ook wel bij Van der Tas aan de Vlamingstraat. Met Aad van der Tas, Broer noemden ze hem, ging ik mee naar de markt en ik melkte ook bij hen. Na schooltijd ging ik er altijd naar toe en dan kreeg je 's zaterdags uitbetaald. Soms kreeg je een gulden, maar ook wel eens iets in natura. Ik wilde bijvoorbeeld graag een konijn hebben en op een zaterdag mocht ik er een uit de koppel uitzoeken".
Op vakantie in 1954
Als je in 1954 als jongeman met beperkte financiële middelen een reis naar de Franse Rivièra wilde maken moest je wel kunnen improviseren en over zo'n vakantie heeft Kees ons verteld.
"Met Aad Post en Jaap Rodenburg ging ik drie weken met vakantie naar Frankrijk. De werkplaats ging dicht en de dag vóór het vertrek begon ik met de werkplaats op te ruimen. De machines werden in het vet gezet. Alle raampjes werden met de ragebol van het stof ontdaan. Met de handkar ging ik de houtkrullen naar bakker Posthuma brengen. In de bakkerij werden de krullen gebruikt voor de oven. Aad had een oud wagentje, een Standard. In die tijd nam je alles zelf mee. Een mud aardappels, gehaktballen, een primus, alles ging mee en ik geloof dat ik honderd vijftig gulden bij elkaar gespaard had. We hadden een tweepersoons tentje met z'n drieën, om beurten sliep er een buiten. We zijn eerst door België gegaan en zo naar Frankrijk. In Parijs hebben we het een en ander bekeken en daarna trokken we verder naar de Rivièra. Toen moesten we over de Alpen, door die tunneltjes en op een gegeven moment kwam er een rookwolk onder het dashboard vandaan. Gauw die motor uit. Toen hebben we de auto de tunnel uitgeduwd en steeds achterom gekeken, maar het was toen nog niet zo gek druk. We hebben we hem toch weer aan de praat gekregen, maar we hebben wel de hele vakantie moeten duwen om hem te laten starten. Ik voel mijn rug bij wijze van spreken nog. Zo zijn we dus toen in Nice en Monaco geweest en later nog in San Remo".
Een onwillige handkar
"Nog even terug naar die handkarren. Ik kan mij nog herinneren, dat wij met zo'n handkar door het dorp liepen en op de hoogte van Pauw de Bruin, de schoenmaker, raakt die kar de trottoirband en die slaat met de handvatten door de ruit van de werkplaats heen. Ruit kapot, erachter stond nog zo'n glas-in-loodraam, ook er doorheen en in de schoenmakerij zat ene Bram schoenen te lappen. Die is van schrik naar huis gegaan en veertien dagen heeft hij niet gewerkt. Wij zijn als een speer met die kar naar huis gegaan en hebben nog wel achterom gekeken, maar zagen geen achtervolger. Later kwam Pauw de Bruin op hoge benen, hij was nog een oom van me, naar mijn vader toe. Hij kwam de werkplaats in waar Gerrit Vis en die andere werklieden zich een ongeluk stonden te lachen. Het was oorlogstijd, er moest toch een nieuwe ruit komen. Die is er ook wel gekomen, ik meen, dat het van dat tuinderglas was dat ze erin gezet hebben. Maar goed ik kon uit mijn spaarpot, die niet toereikend was en met het geld van mijn vader erbij bij ome Pauw en tante Sien de schade gaan betalen!"
De vervolgschool
"Ik ging naar de ambachtschool aan het Veluweplein in Den Haag, dat was in 1949. Die opleiding duurde twee jaar. In de zomer fietsten wij en in de winter gingen we een paar maanden met de bus. We fietsten langs de Rijksweg. We gingen met een groepje, met Piet van der Tas, Gerard Havenaar en Aad Vis, een zoon van Gerrit Vis en nog andere jongens. 's Avonds volgde ik nog de opleiding V.M.T.O. Voorbereidend Middelaar Technisch Onderwijs. Ik hield niet zo van leren. Later ben ik wel doorgegaan met de aannemerscursus. Dat was ook in Den Haag, aan de Waldeck Pyrmontkade. Die cursus was wel zwaar. Wat ik wel gemist heb zijn de vreemde talen. Ik had verder mogen leren, maar dat deed ik niet en dat is dom geweest. Dat heb ik altijd als een gemis gevoeld. Toen ik de aannemerscursus volgde, werkte ik op de dag en dat viel niet altijd mee. Het was twee avonden in de week en we hadden natuurlijk het nodige huiswerk. Maar goed, daar ben ik doorheen gekomen".
Het werk
"Op mijn vijftiende kwam ik van de Ambachtschool af en toen ben ik dan gaan timmeren. Eerst een jaar bij Van Noort in Benthuizen. Er was op dat moment in het bedrijf bij ons niet zo gek veel werk. Na een jaar werd ik teruggehaald. Ik begon met twaalf en een halve gulden in de week. Dat is geweest in 1951. Op mijn 21e heb ik mijn aannemersdiploma gehaald en daarna ben ik al gauw medefirmant geworden, want ik werkte eigenlijk al vroeg zelfstandig.
Toen kregen wij hier de woningbouw. Vroeger werkten wij meer als timmerbedrijf dan als aannemer. Wij werkten veel samen met de gebroeders Huurman en met Bontenbal. Wij deden dus het timmerwerk. De ene keer waren wij hoofdaannemer en de andere keer was de ander dat. Je had je eigen klanten en wij werkten met verschillende metselaars.
We hadden gemiddeld zo'n tien man in dienst. De ene keer waren het er acht en een andere keer twaalf. Gerrit Vis was er al vóór 1925. Voordat mijn vader dat bedrijf had, werkte hij al bij Bouman. Bij de overname van het bedrijf is hij meegekomen en hij is al die jaren gebleven. Verder waren er Paul Lugtigheid, Koos Brandhorst, Gerrit Straver, Dirk van Elleswijk, Arie van Velden en vele anderen. Personeel bleef meestal jaren in ons bedrijf werken.
Samen met Bontenbal hebben wij het eerste flatgebouw in Zoetermeer gebouwd, waarbij Bontenbal de hoofdaannemer was. Dat was het flatgebouw in de John McCormickstraat. Dat is een gebouw zonder lift, maar met een zogenaamde loopbaan.
In de huizen aan de De Ruijterstraat, de huizen die nu gesloopt worden, hebben wij ook het timmerwerk gedaan. En wat een mooi werk was, toen was het al Aannemersbedrijf W.J. Veldhuizen en zoon, dat was De Morgensterkerk. Wij waren toen hoofdaannemer. De Adventskerk hebben we gezet samen met Bontenbal. Bij de bouw van Het Kruispunt waren de Gebroeders Huurman weer hoofdaannemer".
De nadruk lijkt nu een beetje te liggen op kerkgebouwen, maar in het oude gedeelte van Zoetermeer en ook in de nieuwe wijken is in de loop van de jaren aan vele bouwwerken de naam Veldhuizen verbonden. Dat kon nieuwbouw zijn, maar ook restauratie, onderhoud of uitbreiding, zoals aanbouwkeukens, dakkapellen en dergelijke.
Het laatste grote werk onder leiding van de heer Veldhuizen was een project van eenenveertig eengezinswoningen in de wijk Rokkeveen. Omdat er geen opvolger voor het bedrijf was en in 1993 de mogelijkheid zich aandiende het bedrijf in andere handen te laten overgaan heeft hij daar gebruik van gemaakt. Op dat moment kwam er een eind aan de timmerbestemming van het pand Dorpsstraat 177, een pand met een indrukwekkende geschiedenis. In de tijd gezien werd het pand gebruikt door achtereenvolgens: Leendert van der Elst, vanaf 5 december 1838; David Leeuwenburg, vanaf 17 januari 1872; Hendrik Hofland, vanaf 13 mei 1880; Gerrit van der Sterre, vanaf 29 september 1887; Johannes Beekenkamp, vanaf 23 februari 1888; Jan Bouman, vanaf 1 mei 1889; Joh. Bouman, vanaf 17 januari 1918; D. Huurman en W.J. Veldhuizen, vanaf 1 juni 1925; W.J. Veldhuizen, vanaf 5 augustus 1939, W.J. Veldhuizen en zoon, vanaf 1 januari 1958 en Veldhuizen B.V., vanaf 8 augustus 1975.
Deelname aan het maatschappelijk leven
De heer Veldhuizen heeft zich, evenals zijn vader, verdienstelijk gemaakt in het maatschappelijk leven. Om enkele activiteiten te noemen: in de bouwwereld had hij de nodige contacten en functies en dertig jaar lang was hij bestuurslid van de Onderlinge Brandwaarborgmaatschappij. Later kreeg deze maatschappij de naam Univé West-Nederland. Hij heeft ook deel uitgemaakt van het dagelijks bestuur. Hij trad tevens op als taxateur.
Als duivenliefhebber was hij medeoprichter van de 'Zaterdagvliegers'. Niet zonder enige trots vertelde hij ons dat in het jaar 2000 een van zijn duiven als tiende uit Bordeaux kwam binnenvliegen uit een groep van in totaal 10157!
De heer Veldhuizen heeft dan wel gezegd, dat hij nu op het mooiste plekje van Zoetermeer woont, toch sluiten wij niet uit, dat hij nog weer eens terugkeert naar het Lagereinde. Wij zijn weliswaar geen profeet, maar wij hebben goed geluisterd.