Interviews Koos Houtman

In gesprek met Koos Houtman (2005)

M.C.J. Moers-De Vree en E.W. van den Burg

De Interviewgroep had een gesprek met de heer Jacobus Cornelis Houtman. Koos, die in 1951 emigreerde naar Australië, was op familiebezoek in Zoetermeer. Wij waren heel benieuwd of het nieuwe land gebracht heeft wat hij ervan verwachtte.

 De jonge jaren

"Ik ben geboren in Zegwaart aan de Molenweg op 28 juli 1921. Wat toen Molenweg heette, is later Stationsstraat genoemd. Ik kom uit een gezin van vader, moeder en in totaal vier kinderen, allemaal jongens. Ik was op één na de oudste. Mijn vader was veehandelaar en mijn moeder had een winkeltje. Mijn vader is geboren in Zegwaart op de oude boerderij in de Dorpsstraat. Daar is nog een foto van waar mijn grootmoeder over de onderdeur hangt. Van de lagere school, de katholieke jongensschool in de Dorpsstraat, herinner ik mij nog wel meester Hitters, hoofd van de school en juffrouw Schwalbach en dan was er meester Grimbergen. Hij was een van de oudste onderwijzers, een wijze man. Er was in die tijd ook een sprekersclub, waar mijn ouders lid van waren en die stond onder leiding van meester Grimbergen".

 Koos moet maar slager worden

"Ik kwam van school en dan vroegen ze niet: "Wat wil je worden?" Nee, ik had familie en die waren slager van twee kanten. "Je moet maar slager worden!" Dat was een automatisme en dat werd gewoon aangenomen. Daar zat je verder niet over in de war. Toen kwam ik terecht bij de weduwe Hoogenboezem, die een slagerij had in Pijnacker. Zij werkte met een chef. Als jonge jongen ben ik daar een paar jaar geweest en daar heb ik het begin van het vak geleerd. Om het volledig te leren, moest je twee of drie bazen hebben gehad. De een is gespecialiseerd in dit en de ander in dat. Zo bouw je dat op. En later ga je naar de vakschool. Mijn vader kende die familie, hij kwam regelmatig op de markt. Hoogenboezem zelf kwam eigenlijk van Zoetermeer".

 De oorlog

"Toen ik een jaar of 17 of 18 was, was ik net gekeurd voor de militaire dienst. Ik had eigenlijk wel in dienst gewild, maar de oorlog brak uit en toen ging dat niet door.

Op 10 mei 1940 werkte ik nog in Pijnacker bij Hoogenboezem in de slagerij. We zetten de radio aan, maar niemand nam het nog zo erg serieus. Ik ging bestellingen wegbrengen naar de Westlaan in Pijnacker en toen werd er nog een beetje geschoten. Ja, het werk ging eigenlijk door in de vleeshouwerij, want de mensen bleven eten. In die oorlogsdagen ben nog met mijn vader op de fiets naar Schiedam gegaan, want hij kocht altijd voor een vleesgrossier en die wilde afrekenen. Nou, we kwamen in Schiedam aan en mijn vader heeft alle zaken afgehandeld. We zijn toen ook nog bij een oom geweest in Rotterdam, die een slagerswinkel had aan de Oudedijk. We vroegen of we nog iets mee moesten nemen naar Zoetermeer. Ze dachten toen nog dat het een klein bombardement op Rotterdam was. Het zal nu wel over wezen. Maar twee dagen later is het grote bombardement geweest. Ze zijn toen alles kwijtgeraakt. De hele boel is toen in elkaar gegooid. Het duurde niet zo lang voordat hij weer een andere zaak had".

 Tewerkstelling in Duitsland

Koos hoefde weliswaar niet in militaire dienst in Nederland, maar de bezetter had iets anders voor hem bedacht. Alle gezonde Duitse mannen moesten in het leger en dat betekende een groot tekort aan arbeidskrachten op alle terreinen. In totaal heeft Koos drieëneenhalf jaar dwangarbeid moeten verrichten in Duitsland.

"Toen zijn we met een stuk of tien jongens uit Pijnacker, die ik allemaal kende, in Duitsland gaan werken. Ik kwam in Brandenburg terecht, dat ligt ten westen van Berlijn. Daar hebben ze me in een fabriek neergezet, waar ik zat te lassen. Dat had ik nooit eerder gedaan. Het was allemaal hetzelfde soort werk, dat leerden ze je in een week. We moesten gedeeltes van machinegeweren lassen, het was allemaal oorlogsmateriaal. Het was de Excelsior fabriek. Daar heb ik anderhalf jaar gezeten. Ze kregen tekort aan vaklui en ze wisten uit mijn papieren dat ik slager was en toen ben ik bij een slager terechtgekomen.

Ik werkte er ook met oude Duitsers en jongens die niet goed genoeg waren om het leger in te gaan. Die waren vriendelijk. We zaten in een Lager en het eten was niet goed, maar omdat ik in de handel zat, kwam ik er wel doorheen. Ieder week kon ik bij een Duitse foerier een zak Duitse kuch halen En dat bracht je naar zo'n Lager als je schoenen nodig had. Er waren jongens die op schoenfabrieken werkten. Sigaretten was een heel belangrijk artikel. Boter, je kreeg maar een heel klein pakje boter en dan had ik dat brood om te ruilen. Dus ik had het goed. Later kwam ik bij een slager en die had het beste van het beste. Daar heb ik veel geleerd voor mijn vak. Worst maken, want Duitsers zijn de beste worstmakers van de wereld. Ja, daar had ik het ook goed. Je moest hard werken, zo'n twaalf uur per dag. Je was jong en je kon het gemakkelijk doen. Ze stuurden je naar het abattoir om te slachten. Die abattoirs waren natuurlijk anders, nou, je paste je maar aan. Ik ben daar gebleven tot de Russen kwamen".

 De Russen komen

"Wij werden door de Russen bevrijd. We hoorden schieten en die Duitsers gingen allemaal naar het westen en ik ging bij mijn baas vandaan. Ik wilde niet alleen tussen die Duitsers zitten. Maar in ieder geval zijn wij toen in die stad gebleven. We zaten in een kelder onder een fabriek en toen werd het rustig. Eén van mijn vrienden ging eruit om te kijken wat er aan de hand was en hij werd gelijk in zijn been geraakt. Maar hij had mazzel, want er was geen bot geraakt. Hij lag daar twee dagen. Toen hebben we hem op een brancard gelegd. Onder in die kelder was alle eerste hulp, waarna hij naar het ziekenhuis is gebracht. We moesten over de lijken heenstappen en die waren allemaal verbrand door de vlammenwerpers. Je wende er niet aan!

Toen ik uit Duitsland kwam, heb ik de eerste paar maanden niet veel gedaan. Op een gegeven moment zei vader: "Koos, je moet maar weer aan het werk". Ik ben toen bij Van Aalst gekomen. Van Aalst was meer een vriend dan een baas. Heel goede mensen. Je kon geen betere baas hebben".

 Emigratieplannen

"Indië raakten we kwijt. Het land moest opgebouwd worden. Maar toen werd er nog niet zo veel opgebouwd. In ieder geval gingen er veel jongens naar Australië en dat heb ik toen ook gedaan. Er was een vergadering van wereldslagers in Utrecht. De voorzitter van de Australische slagers was er ook. Die schreef voor mij een brief, want ik kon zelf geen Engelse brief schrijven, of er voor een worstmaker werk was in Australië. En ongeveer een maand later kreeg ik een brief van Illowaire, Meat Cy, dat is in het district waar ik nu woon.

Maar ik mocht niet van huis weg. Mijn moeder was erop tegen, mijn vader ook, iedereen was erop tegen. Wat ga je daar nou doen en dit en dat. Toen was afgesproken, als je nou een baan hebt, dan heb je een beetje zekerheid en dan kan je gaan. In een brief werd mij zes maanden werk beloofd en zes maanden accommodatie. Nou, dat was een garantie. Die jongens van Van Wensveen gingen een week of tien dagen eerder met het vliegtuig. Maar ik ging met de boot. Met de Grote Beer, dat was een oud troepentransportschip, maar we hadden het er goed. Een mooi leven op die boot, zo'n zes weken varen. En dan kom je in Sydney, waar de jongens van Van Wensveen al stonden te wachten!

Toen haalden ze me van de trein, de compagnie. Ze hadden daar een Hollander die er al een tijdje zat, die was een beetje tolk. We kregen een kosthuis bij Hollanders, maar daar heb ik niet zo lang gewoond. Daar had ik een kamer en een keuken. Ik had een week vrij en toen reden ze me zo'n beetje rond om te zien waar en wat. Waar ik kwam te werken was een zaak met zo'n twintig slagerijen, abattoir en een varkensfokkerij. Het was een grote zaak. Kan je worst maken, het zag er niet moeilijk uit, maar die smaken, dat is allemaal verschillend hè. Eén van de moeilijkheden was het gewicht. Het waren Engelse gewichten, maar daar wende je ook wel weer aan. En zo van lieverlede begon ik toen worst te maken. De slagerijen waren ontzettend groot. De omzet, grote stukken vlees, niet als hier kleine stukjes. Allemaal zo groot en dat is nog zo. Er wordt daar veel vlees gegeten".

 Koos gaat trouwen

"Ik was er geloof ik een jaar of vijf, zes, toen ben ik getrouwd met een Australisch meisje. Haar vader had een heel grote slagerij, maar wat gebeurde? Haar moeder stierf en ze had nog een jonger zusje. Mijn schoonvader vroeg, joh, kom bij mij wonen. Judith, dat is mijn vrouw, kan dan een beetje het huishouden doen en jij kan bij mij in de winkel werken en in de slagerij. Niet achter de toonbank, want daar hield ik niet van, maar een beetje aan het blok. En dat heb ik toen een paar jaar gedaan, maar met familie werken valt niet mee. En ik had een huis laten bouwen in Woonoona. In die tijd werd onze dochter Ann geboren, toen zijn we teruggegaan naar Woonoona en daarna gingen we voor een maand of vier naar Holland.

De eerste keer zijn we erg lang geweest. Mijn ouders leefden toen nog. Alles bekeken en gedaan en toen weer teruggegaan. En sinds die tijd ben ik wel zeven of acht keer teruggeweest, onder andere voor de begrafenis van mijn vader en die van Antoon. Australië is een goed land, maar je wilt toch wel weer eens even naar het oude land gaan. Dat blijft trekken. Want ik zit langer daar dan hier, maar je voelt je toch Hollander, vooral als je hier bent. Mijn vrouw is een Australische en dat was mijn geluk, mijn vrouw nam mij overal mee naar toe. Ze legde me alles uit en we reisden. We hebben veel gereisd in Australië. Zij kwam uit Sydney".

 Faciliteiten

"Ze hebben nu ook een pensioenregeling. Zoveel geld kan je uit je loon halen en je baas betaalt ook de helft, dat is belastingvrij en dat wordt voor je gespaard. Het pensioen is daar goed. Ik denk dat het beter is dan hier, in zoverre, misschien niet in geld, maar je belasting betaal je voor de helft, elektriciteit en water half en als je ergens heengaat en je zegt dat je 65 bent krijg je het goedkoper. Een hoop dingen worden gehalveerd. Dat is daar wel goed".

 Naturalisatie

"Ik heb de Australische nationaliteit gekregen net voordat ik trouwde op 1 mei 1954. Ze vragen waar je vandaan komt natuurlijk en je hebt je papieren bij je. Je moet zweren voor de koningin, de Engelse koningin. En dat was een beetje een probleem. Australië was toen nog een Dominion van Engeland, maar nu zijn ze helemaal zelfstandig. Nu zweer je niet meer voor de koningin, maar voor de State. Ze zijn nu bezig om dat te veranderen. Het is er nog niet door. Het was wel een hele plechtigheid. Het werd gedaan door de burgemeester. Vrienden kwamen, thee en koffie boden ze aan in het gemeentehuis en al die dingen meer. Het is wel een officiële plechtigheid. Het betekent onder andere dat je stemrecht krijgt.

Je krijgt een klein interviewtje van een half uurtje en dan weten ze gelijk al zo'n beetje wie je bent. Ze moeten je papieren hebben en je Hollandse paspoort en dat soort dingen".

 Ooit heimwee of spijt gehad?

"Geen heimwee, maar als je ouder wordt denk je, ik heb een heel goede vrouw getrouwd en ik heb een heleboel vrienden, toch denk je 's avonds wel eens: hoe zal hij het maken in Nederland? En je kan dan natuurlijk niet met een oude schoolkameraad gaan praten.

We hebben een prachtig klimaat waar ik woon. Het is daar nu herfst en vanmorgen was het 20 graden. Voor de tijd van het jaar is het nu eigenlijk te warm. Waar ik woon vriest het nooit, nou een enkele keer is het een beetje wit. Wij wonen vlak bij de zee, ik zit een beetje hoog, het dorp ligt ervoor en dan kijk je er uit op de Oceaan en dan waait er in de zomer een koele wind. In de zomer, daar valt de Kerst in, dan kan het wel 30 tot 35 graden worden! Als het hier winter is, is het daar zomer. Een heel vreemd idee als je dat niet gewend bent, maar het klimaat is prachtig mooi. Verwarming is niet zo belangrijk, maar we hebben wel airconditioning, dat is harder nodig, maar ik heb geen last van de hitte. Als het eens wat kouder is zet je de heater aan, een kwestie van een knopje omdraaien.

Ik heb nooit spijt gehad van mijn stap. Ik ben gelukkig getrouwd en dat is een heel voornaam ding. Wij hebben een dochter en drie kleinkinderen".

Alle interviews