De gymnastiekvereniging Pro Patria bestaat in 2001 90 jaar en dat jaar is ook het jaar van de vrijwilligers. Allebei redenen om een gesprek te hebben met een Zoetermeerder wiens leven zo verbonden is met sport in ruime zin, maar in het bijzonder met zijn Pro Patria. Henk Groenheijde is in 1936 geboren en is zoon van een echte Zoetermeerse boterboer, Bram Groenheijde. Het beroep van vader trok niet en Henk ging een heel andere toekomst tegemoet.
De lagere school en het vervolg
"Het lager onderwijs volgde ik op de School met den Bijbel, een schitterende tijd op een fijne school. Weinig moeite hebbend met leren, had ik veel plezier en zat ik aan de bovenkant van de klas. Ik ben in de oorlog begonnen bij juffrouw Broers, we hadden school in het graanpakhuis van Boon aan de Schinkelweg.
De school zelf was namelijk door de Duitsers gevorderd. Ook heb ik juffrouw Van Aalst nog gekend en een meester Zegwaard. Twee of drie jaar had ik meester De Vries en later Arend van Noort. En dan natuurlijk Jongebreur, de hoofdonderwijzer. Na de oorlog trokken we weer in de echte School met den Bijbel in de Dorpsstraat.
Na de lagere school ging ik naar Zandvliet, het Christelijk Lyceum aan de Bezuidenhoutseweg in Den Haag. Als je toen in Zoetermeer op de christelijke school zat, ging je automatisch naar een christelijke vervolgschool. Zo zaten we met een hele groep Zoetermeerders op Zandvliet. Fietsen in de zomer en bussen in de winter. We fietsten meestal over het fietspad langs de Rijksweg. Op ons verzamelpunt bij bakker Karens aan de Stationsstraat wachtten we op elkaar tot uiterlijk kwart over zeven, want om tien over acht begon onze school. We werden dan meestal ingehaald door de bij Enkes in Voorburg werkende Jan Hörters op zijn Berini-bromfiets. Ik weet de gang van zaken nog als de dag van gisteren: hij nam ons dan 'op sleeptouw ', hield ons uit de wind en wij waaierden achter hem aan. Dat ging veel sneller. In de maanden dat wij fietsten kreeg ik van mijn vader als zakgeld het abonnementsgeld van de bus, dat was toen een tientje per maand.
De studie op de middelbare school ging wat moeizaam. Ik was een sportjongen, geen studiebol. Ik kon echt wel leren en had het gemakkelijk en fluitend in vijf jaar kunnen afmaken, maar ik deed er zeven jaar over. Ik zat toen al tot over mijn oren in Pro Patria, turnde volop, voetbalde bij DSO en volleybalde bij ZOVOC.
Sport was voor mij alles, van de studie ging alleen alles goed als het mij kwam aangewaaid, zoals de wiskundekant. De leervakken, vooral de talen, waren mijn struikelblok. Ik heb thuis nogal eens moeten jokken als gevraagd werd hoe het met mijn huiswerk stond. Het was dan altijd: "Ja hoor, mijn huiswerk is klaar", want anders mocht ik niet weg. Die HBS heb ik uiteindelijk toch gehaald. Ik kon wel leren, maar had er gewoon geen zin in, wel in sport. Ook op school was ik altijd al haantje de voorste. Op het Lyceum had ik een vaste plaats in de schoolteams volleybal en voetbal. Naar reünies van Zandvliet ga ik nooit, ik kijk namelijk niet met plezier terug op mijn Haagse schooltijd. Wij, lui uit Zoetermeer, een beetje plat pratend, 's winters met de bus altijd te laat komend, werden daar een beetje op aangekeken. De leraren vonden het niet fijn dat wij elke dag tien minuten later binnen kwamen, we verstoorden de les. Nee, we waren bij sommige docenten niet erg populair".
Voorturner bij de dames
"Van Pro Patria was ik al vanaf mijn vierde jaar lid. Ik was redelijk goed, turnde al meerdere keren per week, eerst bij 'ome' Niek den Hertog', later bij Huib van Zetten, maar toen veel intensiever. Ik assisteerde bij allerlei jeugdlessen, dat was in mijn HBS-tijd. Met 14 jaar was ik al 'voorturner' bij de damesgroepen. Ik was nogal verlegen en durfde in het begin de dames niet zo goed te vangen. Als jonge knaap moest ik ze uit de lucht grijpen en beetpakken bij hoge afsprongen uit de ringen". Mevrouw Groenheijde was een van hen en zei hierover: "Wij vonden dat best leuk hoor!".
In dienst
"Na de HBS zou ik de Sportacademie gaan doen, HBS was daarvoor een uitstekende vooropleiding. Echter, het jaar dat je 19 werd, mocht je geen nieuwe studie beginnen, eerst moest de dienstplicht dan worden vervuld. Op advies van mijn vader meldde ik me toch aan bij de -uiteraard- Christelijke Sportacademie in Rotterdam (de HALO in den Haag was bekender en aantrekkelijker). Ik was goed in sport, werd aangenomen, dus geen enkel probleem. Na vier maanden kwam de oproep voor militaire dienst. Mijn vader probeerde van alles, daar waren speciale bureaus voor, om uitstel te krijgen. Tevergeefs.
Eenmaal in dienst bij de Luchtmacht volgde ik, na een selectieperiode van twee weken in Nijmegen, op grond van mijn vooropleiding de officiersopleiding in Breda, in de Trip van Soutlandtkazerne. Na negen maanden werd ik vaandrig en drie of vier maanden later tweede-luitenant. Mijn indeling bij de Bewakingstroepen maakte het nodig via een commando-opleiding bij de Landmacht eerst de groene baret te halen. Deze opleiding was in Roozendaal in een tentenkamp op de Rucphense heide. Mijn entree daar zal ik nooit vergeten. Gekleed in mijn gloednieuwe service-dress, het mooie pak met de glimmende knopen en de vaandrigstrepen, moesten we op een gegeven moment uit het legervoertuig stappen. De begeleidende sergeant commandeerde volkomen onverwachts: "dekken". Het bleek een serieus commando te zijn, de eerste entree in het tentenkamp moest altijd plaats vinden in de tijgersluipgang, dus ook voor een vaandrig van de Luchtmacht in zijn uitgaanspakje. Bij de ingang van het kamp lagen (ze zijn er nu nog!) twee grafstenen. Op de ene stond de tekst: "Hier rust Piet Knoest, zijn geweer was verroest", de woorden op de andere weet ik niet meer. Achteraf vond ik het in Roozendaal hartstikke leuk, maar tijdens de opleiding van drie maanden zijn we wel vaak boos geweest en vielen er veel lelijke woorden. Als je bijvoorbeeld na 40 km veldmars het kamp aan de voorkant binnenkomt, doormarcheert naar de achteruitgang en dan nog 10 kilometer moet zwoegen, ga je echt wel helemaal kapot. En dat was natuurlijk ook precies de bedoeling. Als je buiten de officiële slaaptijden op je veldbed werd aangetroffen, was je een week je bed kwijt en moest je zo op de tegels slapen. Bij zogenaamde cross-countries werd van de gekozen richting nooit afgeweken, overal waar je voor kwam te staan moest je door of over: riolen, modder, mestvaalten, spoorlijnen, riviertjes (o.a. de Mark en de Dommel ben ik meerdere keren doorgewaad, daarbij je geweer droog houdend natuurlijk). De eindproef heette de "afmatting", voor ons was dat een tocht te voet van vier dagen en nachten met volledige bepakking en voedsel, van Den Helder naar Roozendaal . Bij de Luchtmacht moest ik op de Vliegbasis Eindhoven het commandowerk, o.a. wagenspringen, velddienst, klimmen en touwbaan aan de soldaten overbrengen. Dat was een geweldige tijd, optrekken met een groep bewakingstroepers, tentenkampen, marcheren, sporten, enz. en zorgen dat hun conditie werd opgevoerd. Dat wagenspringen betekende uit de bak van een rijdende vrachtwagen springen, met een zo hard mogelijke aanloop tegen de rijrichting in en dan helemaal voorover hangend uit de wagen springen. De auto reed dan zo'n dertig tot veertig kilometer per uur. Ik hield van zulke onderdelen, hartstikke leuk".
De mogelijkheid om sportofficier te worden
"Vlak voordat ik zou afzwaaien, hoorde ik dat er mogelijkheden waren om beroeps te worden, ja zelfs sportofficier behoorde tot de mogelijkheden. Ik dacht, ik probeer bij de Luchtmacht te blijven, ik ga beroeps worden. Mijn aanvraag lukte, ik mocht blijven. Ongeveer drie jaar heb ik in Eindhoven bij de bewakingstroepen vol gemaakt. In 1962, vlak voordat ik de militaire opleiding tot sportofficier zou gaan volgen, kreeg ik plotseling suikerziekte. Mijn ziekte had een afkeuring kunnen opleveren, maar mijn commandanten wilden me gelukkig graag in dienst houden en via goede persoonlijke beoordelingen kreeg ik dispensatie en daarmee kon ik blijven in een administratieve officiersfunctie. Zo ben ik als beroeps bij de Luchtmacht gebleven. Ik zat toen al helemaal in de turnerij. In Eindhoven trainde ik mee bij PSV. Volgens de huidige normen was ik niet erg goed, maar toen kon ik redelijk turnen. Vanwege het turnen en mijn liefde voor Pro Patria heb ik steeds geprobeerd naar Den Haag of omgeving overgeplaatst te worden".
Trainen en besturen
"Bij de Luchtmacht kon ik gelukkig in het Westen blijven. De laatste tien jaar ben ik elke dag om zeven uur 's morgens begonnen, dat alleen om om kwart voor vier 's middags naar huis te kunnen racen. Dat gaf twee voordelen: nooit in files en vroeg thuis om om vijf uur in de gymnastiekzaal te kunnen staan. Daar gaf ik training op de trampolines aan de topspringers van Pro Patria. Bij deze vereniging ben ik in het begin van de jaren zestig bestuurslid geworden. Nu ben ik dat inmiddels ruim veertig jaar. Mijn eerste functie was redacteur van het verenigingsblad Pro Patria Post. Later ben ik penningmeester geworden. Dat heb ik een flink aantal jaren gedaan, ik denk vanaf ongeveer 1962".
Henk was intussen ook getrouwd
Ja, in 1959 als militair, in uniform, toen ik op de Vliegbasis Eindhoven was geplaatst. We trouwden in DAF-jes, uiteraard in Zoetermeer, omdat mijn vrouw daar woonde. Mijn oom, Miel Jongerius, was dealer, en had één servicewagen. Bas Sonneveld, de verkoper, regelde toen bij dealers in de omgeving dat hun servicewagen kon worden geleend. Ik weet nog goed, dat toen wij in onze trouwauto stapten, er op de ruit een groot wit papier was geplakt met het opschrift: "doe het niet". Luchtmachtmensen, een heel peloton bewakingspersoneel, waren met een truck naar Zoetermeer gekomen, hadden de auto met de trouwversiering zien staan, en het grapje uitgehaald. Bij gemeentehuis en kerk was een erehaag met aan de ene kant Pro Patria-leden met hoepels en aan de andere kant militairen met witte petten, groetend met witte handschoenen". Huisvesting was nog moeilijk in die tijd. "Na een korte tijd ingewoond te hebben bij mijn schoonouders verhuisden we naar de Dorpsstraat. We woonden toen op de eerste verdieping boven de Jaminwinkel van bakker Jongerius, een oom van mij. We hebben daar een geweldige tijd gehad, want het is leuk wonen in de Dorpsstraat.
Na een D.S.O.-kampioensfeest (ik voetbalde toen in het eerste zaterdagelftal) is het gebeurd dat ons hele team na sluitingstijd van café Veelenturf naar de overkant kwam om bij ons thuis verder te feesten". De heer Groenheijde verhuisde daarna nog een aantal malen, maar bleef altijd in Zoetermeer wonen.
Trampolinespringen en recreatiesport
"Ruim een jaar na een jubileumfeest, ik denk het 50-jarig bestaan in 1961, werd door enige oud-bestuursleden een trampoline geschonken. Wij wilden al heel lang een trampoline hebben, een apparaat dat we normaal nooit zouden hebben kunnen kopen en voor een gymnastiekvereniging een prachtig bezit. Het ging om een bedrag van twaalfhonderd gulden en dat was een heel groot bedrag in die tijd. Ik heb, toen nog ongediplomeerd, het trampolinespringen bij Pro Patria opgezet. Dat was in de oude gymzaal achter gebouw Trefpunt aan de Dorpsstraat. Eerst trampolinespringen als onderdeel van het turnen, later als apart onderdeel. Na een aantal aanloopjaren gingen we goede prestaties leveren. Pro Patria is vanaf 1985 maar liefst zestien jaar achter elkaar kampioen van Nederland geweest. Ik heb daar als trainer vanzelfsprekend veel plezier aan beleefd. Veel buitenlandse wedstrijden. Ook was ik nog internationaal jurylid". Na zijn pensionering heeft Henk nog altijd een volledige dagtaak bij de vereniging. "Mijn werk ligt nu bij de recreatiesport, waarvan ik voorzitter ben. Dat houdt in, dat ik de verantwoording heb voor alle lessen die er op recreatief gebied zijn. In dertig verschillende gymzalen in Zoetermeer worden wekelijks door vijftig betaalde trainers 130 lesuren gegeven. Ik huur de zalen bij de gemeente, maak de lesroosters en zorg dat er goede leiding is. Hele dagen, ook veel 's avonds ben ik daarmee bezig. Ik zit bijna nooit achter de televisie". Jammer dat het aantal leden achteruit gaat. Het zijn er nu 2540, bijna 400 minder dan drie jaar geleden. Daarvoor zijn we zelfs boven de 3000 geweest. De leeftijdsgroep 14-18 jaar krijg je bijna niet aan het sporten. De verminderde deelname aan peuter- en kleutergym komt waarschijnlijk doordat werkende ouders hun kinderen onderbrengen bij kinderopvangcentra op tijdstippen dat bij ons gymlessen worden gegeven, dat is van vier tot zes uur en dan werken de ouders nog".
Clubliefde?
"Een grote afdeling is ontstaan bij het starten met aerobiclessen. Daar hebben we ontzettend veel leden mee gewonnen. Die leden kennen echter geen clubliefde, weten over het algemeen nauwelijks dat ze lid zijn van Pro Patria. Ze komen elke week een uurtje sporten, maar het interesseert hun niet bij welke vereniging dat is. Het begrip "clubliefde" is hier echt niet van toepassing. Het clubblad wordt aan 2500 leden verstuurd, ik hoop dat er honderd zijn die het echt lezen. Dan maar geen clubblad? Dat is natuurlijk onzin". Mevrouw Groenheijde die ook haar steentje bijdraagt aan de vereniging: "Wat je nu mist is de verbondenheid met de vereniging. Vroeger hadden we geen moeilijkheden om vrijwilligers te vinden, maar nu hebben onze leden nauwelijks belangstelling voor wat er met Pro Patria gebeurt".
Groot Zoetermeer
Wij wilden graag weten hoe de mening is van de heer Groenheijde over de ontwikkeling van Zoetermeer van dorp naar stad. "De negatieve kant is dat we, dat in tegenstelling tot vroeger, onze leden niet meer persoonlijk kennen, ook is het niet meer zo gezellig. Daar staan heel veel positieve kanten tegenover. Een eigen stadscentrum met veel voordelen, een grote bioscoop. Vroeger moest ik naar den Haag om kleding te kopen en om de middelbare school te bezoeken. Nee, ik heb geen probleem met het groot worden van Zoetermeer. Ik wil ook niet weg, ik ben een heel echte Zoetermeerder."