Koekfabriek De Duif (2008)
M.C.J. Moers-de Vree
In het verleden zijn meermalen personen geïnterviewd ten behoeve van een tentoonstelling. Dat is ook gebeurd toen er begin jaren negentig een bakkerstentoonstelling zou worden gehouden. Bij het doorbladeren van deze interviews kwamen wij gegevens tegen over een koekfabriek De Duif genaamd waar wij hier graag aandacht aan besteden.
Enkele leden van de werkgroep Interviews hebben toen gesproken met mevrouw A. van Holst- Olivier en mevrouw A. Verhoef- Rademaker. Uit deze interviews hebben we een beeld gekregen van koekfabriek De Duif.
Huisvesting
Het is allemaal begonnen in de Dorpsstraat 156/158.Daar stond de bakkerij leeg van bakker P. Hekker die op zeer jonge leeftijd overleden is. Dit was de vader van Cor Hekker, bekend bij de oud-Zoetermeerders. Hier is bakker A. van Holst eind jaren dertig van de vorige eeuw begonnen met werken in een proefbakkerij voor Brinkers margarinefabrieken. Daar is ook een begin gemaakt met het bakken van de zogenaamde Wilhelmientjes, een uniek koekje in Zoetermeer. Hierover zo meteen meer. Toen de bakkerij te klein werd, moest naar een andere ruimte worden uitgezien. Station Zoetermeer-Zegwaart was in 1938 gedeeltelijk buiten werking gesteld en in het tweede gedeelte van het station richting Gouda is toen een oven gebouwd. Aan de zijkant, met uitzicht op de watertoren, was de ingang. Als de Wilhelmientjes gebakken waren en af moesten koelen werden ze met de bakplaten en al op het perron gezet. De reizigers die uit de treinen kwamen, liep het water uit de mond van de heerlijke geur van de koekjes die daar stonden. Hier is tot na de Tweede Wereldoorlog, met een periode van onderbreking, toen het station bezet was door de Duitsers, gebakken.
Dorpsstraat 70
In de Dorpsstraat nummer 70 was tot 1924 een Openbare Lagere School gevestigd. Aan de buitenzijde boven een poort was een gevelsteen met het opschrift "Schole 1611” Deze steen is er nog steeds, maar inmiddels onleesbaar geworden. Achter deze poort was een grote ruimte. Aan de zijkant was een lange gang en aan de overkant klaslokalen. Achter in de tuin was een kleine speelplaats. In deze school kon A. van Holst in 1946 weer een bakkerij beginnen.
Wilhelmientjes
Om zeven uur moest het personeel beginnen. De heer Van Holst woonde in Voorburg en was om acht uur aanwezig, want hij kwam iedere dag met de bus van Citosa en kon midden in de Dorpsstraat uitstappen. Maar voor zeven uur waren er al verschillende werknemers aanwezig om de oven aan te maken. Hier werden briketten voor gebruikt. Ook de deegmachine moest worden aangezet. Het deeg voor de Wilhelmientjes was een geheim recept. Wel weten we dat er suiker, bloem, water en zout nodig was. Maar ook koolzuur. Dat was blijkbaar het geheim van de bakkerij. Het is jammer dat het recept nooit bekend is gemaakt anders hadden er met speciale gelegenheden of festiviteiten in Zoetermeer de beroemde Wilhelmientjes weer gepresenteerd kunnen worden. Zo hebben we jaren geleden de Rokkeveentjes gehad van bakker Hekker. Voor zover we konden nagaan is er geen boter van de firma Brinkers gebruikt, wat wel jzonder is.
Het bakproces
In die tijd was er al een deegmachine en als al de ingrediënten in de machine waren gedaan duurde het een half uur voordat het deeg gereed was om te gaan bakken. Met dit deeg kon er een hele dag gebakken worden. Er was in die tijd nog veel handwerk. Voor elk Wilhelmientje moesten met de hand plukjes deeg op de bakplàat worden gelegd en worden plat gemaakt. Later kwam er voor dat werk een vormmachine. Op één zo'n dag werd er vijfenzeventig kilo koek gebakken. Het vet kwam van Calvé, bloem van "Het Vergulde Hart" uit Rotterdam en de spijs voor de boterletters in december van Broere uit Waddinxveen.
Verzending en breukverkoop
Daarna begon het inpakken en verzenden. Dat was een precies werkje, omdat de koekjes erg dun waren en snel konden breken. Er gingen twee lagen op elkaar en vier naast elkaar. Mannen die het heel goed konden waren baas Van Holst en Jan Switsar. Inmiddels waren de blikken van nieuwe wikkels voorzien. Dan kwamen de Bodediensten Henneken en Van der Spek de bestellingen ophalen. Ook De Spar had er bestellingen en die verspreidden ze over het hele land bij de Sparvestigingen. De verkoopprijs van de Wilhelmientjes was 57 cent per half pond. Het was zoals er toen gezegd werd een koekje voor “Jan en Alleman”. Omdat het Wilhelmientje zeer dun was gebeurde het dat er breuk was. En die stukken mochten op de vrijdagmiddag verkocht worden aan de inwoners van Zoetermeer. In zo'n blik ging ongeveer anderhalve kilo stukken en het kostte één gulden. Bij die verkoop was het altijd een komen en gaan van allerlei mensen groot en klein.
Einde van de koekfabriek
Met de gezondheid van de heer Van Holst ging het steeds slechter en begin jaren zeventig kwam hij in aanmerking voor sanering. Dat heeft hij toen met beide handen aangepakt Het lopen ging slecht en hij was op. Hij heeft veel sociaal werk gedaan in al die jaren. In de bakkerij werkten regelmatig mensen vanuit de reclassering of mensen die onder curatele stonden. Dat wisselde nog wel eens van personen en daardoor had het personeel daar niet zo'n erg in. Verder was hij een grote duivenliefhebber en er werd wel eens gesuggereerd dat de naam van de koekfabriek daarmee te maken had, maar daar weten we het fijne niet van.
Naschrift
Het artikel over koekfabriek De Duif heeft de heren Van der Spek uit Boskoop en de heer Tetteroo uit Rotterdam in de pen doen klimmen. De heer Van der Spek herkende zijn oom op een foto en bij de heer Tetteroo kwamen de herinneringen boven over de tijd dat hij in de bakkerij als jongetje mocht helpen.
J. van der Spek:
Zoals u in uw artikel vermeldde werden de heerlijke koekjes, je kon er van blijven delen, door de diverse bodediensten vervoerd, waaronder bode Van der Spek.
Wanneer ik de foto op blz. 25 goed bekijk staat de heer Van Holst links en is de persoon, die met een aantal blikken loopt “ bode Jaap”. Jaap van der Spek was een oom van mij. Ik had drie ooms, die bode waren en wel bode Jaap, bode Piet en bode Jas. Dit illustere drietal reed op Delft ( Jaap en Jas ) en op Rotterdam ( bode Piet ). Kort na de oorlog reden zij met een oude T-Ford richting Delft, daarna met een Citroën vrachtwagen, die een model had van ver voor de oorlog, en de laatste wagen was een Chevrolet met een kolossale cabine en een kleine laadbak. Zij reden met een tomeloze snelheid langs ’s heeren wegen, zo snel, dat wanneer zij bijna in Pijnacker waren, het nog lukte om ze achterna te hollen om een pakketje mee te geven. Aan hen was een snelheidscontrole niet besteed. Zij hebben hun bedrijf overgedaan aan bode Scholten en wij zeiden dan gekscherend, dat zij Scholten hadden overgenomen. Ome Jaap heeft nog enige tijd bij en voor Scholten gereden, maar volgens hem zou dat bedrijf geen lang leven meer beschoren zijn, want hoe kon je nou toch niet werken op zaterdag en dan ook nog een paar weken vakantie krijgen en dat terwijl je salaris gewoon doorgaat. De opa van mijn ooms heeft ooit een bodedienst op Delft overgenomen en begon groots met een hondenkar, waar hij zelf achter liep. Wanneer je het na zo veel jaren bekijkt hebben zij het toch niet slecht gedaan en wanneer zij zouden zien hoe groot Bode Scholten nu is, dan zouden zij onmiddellijk hartkrampen krijgen.
A. J. M. Tetteroo heeft bakker Van Holst vaak de helpende hand toe mogen steken:
Ik was nog maar een knulletje van ongeveer 12 jaar. Thuis kenden wij Van Holst al omdat hij een relatie had met de fabriek van Brinkers waar mijn vader in de Tweede Wereldoorlog werkte om niet opgeëist te worden voor werk in Duitsland. Hij werkte zogenaamd voor de voedselvoorziening en had daardoor vrijstelling voor werkzaamheden in Duitsland.
In de Dorpsstraat vingen mijn “werkzaamheden” aan door bijvoorbeeld blikken netjes op te stapelen., koekjes in deze blikken te doen en verder allerlei opruim- en schoonmaak werkzaamheden te verrichten. Geld betalen deed Van Holst niet. Wel ging ik nooit met lege handen naar huis want er waren altijd wel Willemientjes stuk gegaan. Deze werden in een zak gedaan en daar verblijdde ik dan mijn moeder weer mee. In het artikel. wordt geschreven over een koekjesfabriek maar dat is niet juist. Op de banderollen van de blikken stond duidelijk dat het een banketfabriek was. Op een gegeven moment ging de bakkerij verhuizen naar het station aan de Stationsstraat. In het achterste deel daarvan kwam de bakkerij, omdat er toch nooit iemand meer kwam, want stoptreinen Den Haag – Utrecht waren er niet meer. Daarom werden de koekjes gewoon buiten gezet om te koelen. “Afsterven” noemde Van Holst dat.
In die tijd zaten wij als leerlingen van de R.K. lagere school, het schoolgebouw was gevorderd door de Duitsers, in een van de kantines van Nutricia op school. Deze kantine was op de eerste verdieping van het gebouw. Wij gingen toen halve dagen naar school. De ene week ’s morgens en de andere week ’s middags. Op de vrije ochtenden of middagen ging ik veel naar bakkerij “De Duif” om te helpen. Het uitzicht vanuit de “school” was op de bakkerij. Als ik dan buiten op het station liep wuifde ik naar bekende medeleerlingen van onze St. Nicolaasschool die dan in de klas zaten te zwoegen op de lessen.
Het is eens gebeurd dat lerares juffrouw Hollestelle mijn vriendelijkheid niet op prijs stelde omdat de jongens voor het raam gingen staan om terug te zwaaien. Na schooltijd kwam zij kwaad naar het station om mij en Van Holst op ons nummer te zetten. Van Holst moest zorgen dat ik binnen bleef zolang er school werd gehouden. Maar daar had Van Holst uiteraard geen tijd voor. Met een gevulde koek ging zij weer af. Aan het einde van het jaar werd er in de bakkerij overgegaan op banketletters en kerstkransen. Dat vond ik mooi werk. De kerstkransen insmeren en daarna Franse vruchtjes, rode en groene, om en om daarop leggen. De beloning was dan een kerstkrans of een boterletter. “Zelf kiezen” zei hij dan. Ik had eens een partij gebroken koek meegekregen in een oud koekblik. Dat hoefde hij niet terug te hebben. Het deksel heeft mijn moeder nog jarenlang gebruikt als “bakplaat” voor de heerlijke boterkoek die zij zelf bakte. Ik moet zeggen dat uw artikel mij zeer aansprak en herinneringen weer naar boven kwamen. Aan bakker Van Holst heb ik nog vaak gedacht. Hij was een man naar mijn hart.