Boter, kaas en eieren van Isaäc Heemskerk (2004)
Herinneringen van Jos van der Slik-Heemskerk
Mijn vader, Isaäc Heemskerk, is 31-03-1908 geboren te Oudshoorn en overleden 26-02-1979 te Zoetermeer. In 1930 is mijn vader begonnen met een boter-, kaas- en eierenhandel in Amsterdam. Hij was toen nog niet getrouwd. Hij ging wonen in de Jordaan bij zijn tante Kee. Op een bakfiets trok hij zo door Amsterdam om klanten te winnen. Later liet hij daar een colporteur voor zorgen. Als deze twintig adressen had weten te strikken, mocht je blij zijn als er vijf overbleven. Dus dat was in het begin een beetje kostbaar.
Na enkele jaren, in augustus 1934, is hij getrouwd met een Zoetermeers meisje, Engeltje Johanna Ooms, met wie hij al ging in zijn prille jeugd op school. Zij gingen wonen op de Broekweg, de latere Jacob Leendert van Rijweg. Daar heeft mijn moeder een kruidenierswinkeltje gehad in de voorkamer, met natuurlijk ook boter, kaas en eieren. Na enkele jaren ging dat niet meer zo goed, veel wanbetalers. De zaak van mijn vader ging toen beter. Hij had inmiddels ook klanten in Haarlem, Den Haag en Rijswijk. Nu werd het ’s maandags Amsterdam, dinsdag Den Haag, woensdag vrij om te vissen, dat zijn grootste hobby was, donderdag ging hij naar Haarlem en vrijdag en zaterdag naar Den Haag en Rijswijk. Zijn handelsnaam was ZAMI, dat Zoetermeerse Amsterdamse Margarine Inrichting betekende. Maar omdat zijn voornaam Isaäc was, werd er al gauw door vrienden en klanten van alles anders van gemaakt. Zoals: Zaterdag Anders Maandag Isaäc, of ’t Zal Anders moeten Isaäc, Zachies Aan Maar Isaäc, Zonder Arbeid Meer Inkomsten. Hij heeft dit werk altijd met plezier gedaan en is voor zijn ziek zijn nooit een dag thuisgebleven. Niet dat hij zich nooit eens wat minder lekker voelde, maar de klanten wachtten, dus moest je gaan. Hij werkte altijd van ’s morgens laat tot ’s avonds laat, dat was van 10 tot 10 uur. Zijn boter haalde hij bij de Groene van der Spek, de kazen kwamen uit Gouda, die werden thuisgebracht door Van Wijk. Waar de eieren vandaan kwamen, weet ik niet, misschien bij Van der Tang op de Stationsstraat. Hij verkocht inmiddels ook aanverwante artikelen, zoals koekjes, snoepjes (lekker hoor, voor ons kinderen), worsten, snijkoek en alles wat op dat ogenblik in zwang was. Hij ging dat halen op woensdag bij de firma Gebroeders Muilwijk op de Zegwaartseweg.
In de oorlog is hij nog lang doorgegaan, eerst nog met de auto. Toen dat niet meer ging wegens benzinegebrek en banden die niet meer te koop waren, ging hij met de fiets naar Den Haag en Rijswijk. Hij had veel last van steenpuisten en op de fiets was dat geen pretje. Wij hebben in de oorlog nooit honger geleden, mijn vader zorgde altijd wel dat er aardappelen, groenten en vlees waren. Hij had ook een tuin bij De Krijger op de Voorweg. Daar kwamen de groenten vandaan. Omdat hij een tuin had, mocht hij ook een varken houden. Dat stond achter bij ons in een schuurtje. Daar hadden wij dan vlees en vet (reuzel) en spek van. Na de oorlog is hij met een jongen, Co Dorst die bij ons in de Rode-Pannenbuurt woonde, weer begonnen in Den Haag. De auto had hij nog. Die stond in de garage helemaal ingepakt onder oude dozen en nog meer rommel. De Duitsers zijn wel wezen kijken, maar zagen niet dat er tussen de rommel een auto stond. Toen de oorlog voorbij was, werd de garage plechtig geopend en werd de auto tevoorschijn gehaald. Na te zijn nagekeken door Bernard Groenheijde kon hij weer rijden met de benzinebonnen die hij kreeg. Later ging hij ook weer naar Haarlem en Amsterdam, nadat er weer meer benzine te koop was.
In oktober 1968 heeft hij als een van de eersten gebruik gemaakt van de saneringsregeling. Dat was toen een mogelijkheid voor kleine zelfstandigen om via het SIMK vervroegd uit te treden en daardoor een klein pensioen te krijgen. Tien jaar heeft hij nog genoten van veel vissen en van schoolkinderen rijden bij ons taxibedrijf, wat hij ook graag deed. Hij kon heel goed met kinderen omgaan, zij waren allemaal gek op Opa, die altijd wel wat lekkers voor hen bij zich had.